ECLI:NL:OGEAA:2019:13

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 januari 2019
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
AUA201802622 en AUA201802623
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke schadevergoedingzaak

In deze zaak heeft de appellant, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de Directeur van de Dienst Openbare Werken. De appellant had eerder schadevergoedingen aangevraagd, maar deze verzoeken werden door de verweerder afgewezen. Na het indienen van bezwaar tegen deze afwijzing, verklaarde de verweerder de bezwaren niet-ontvankelijk, omdat deze niet gericht waren tegen beschikkingen in de zin van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak (LAR). Hierop heeft de appellant op 22 augustus 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van beroep op 11 juli 2017 was verstreken. De appellant heeft aangevoerd dat zijn termijnoverschrijding te wijten was aan onwetendheid over het recht en onbekendheid met de LAR-procedure. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden geen grond bieden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daarom heeft het Gerecht het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan op 7 januari 2019 door mr. A.J.H. van Suilen en is openbaar uitgesproken. De appellant is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, met inachtneming van de vereiste griffierechten.

Uitspraak

Uitspraak van 7 januari 2019
Lar nrs. AUA201802622 en AUA201802623
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
Procederend in persoon,
gericht tegen:
de Directeur van de Dienst Openbare Werken,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Appellant heeft aan verweerder verzocht om schadevergoedingen. Bij brieven van 4 oktober 2016 (schadenr. 2016-004) en 30 maart 2017 (schadenr. 2016-009) heeft verweerder beide verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
Daartegen heeft appellant bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 30 mei 2017 heeft verweerder de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet zijn gericht tegen beschikkingen in de zin van de LAR.
Tegen de beslissing op het bezwaar heeft appellant op 22 augustus 2018 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 32 LAR kan het Gerecht onmiddellijk uitspraak doen als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Het Gerecht vindt in dit geval daartoe aanleiding.
2.2
Appellant is niet tijdig in beroep gekomen tegen het beslissing op het bezwaar. De beslissing op bezwaar is van 30 mei 2017. Het beroepschrift diende binnen zes weken te zijn ingediend, dus uiterlijk op 11 juli 2017. Nu het beroepschrift op 22 augustus 2018 is ingediend, is de beroepstermijn ruimschoots overschreden.
2.3
Bij brief van 5 september 2018 heeft het gerecht appellant in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. In reactie daarop heeft appellant aangevoerd dat het indienen van zijn beroepschrift na de daarvoor gestelde termijn, te wijten is aan zijn onwetendheid met het recht en onbekendheid met de LAR-procedure. Het gerecht ziet hierin echter geen grond om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

3.BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 7 januari 2019, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.