In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tot het vaststellen van de kinderalimentatie voor twee minderjarigen, geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder. De vader heeft de minderjarigen erkend en de procedure is gestart met een verzoekschrift op 11 september 2018. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 december 2018 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, evenals de vertegenwoordiger van de Voogdijraad, mevrouw mr. [Naam X].
De minderjarigen, [Naam minderjarige 1] en [Naam minderjarige 2], zijn respectievelijk geboren in 2011 en 2013. De Voogdijraad verzoekt de vader om een maandelijkse bijdrage van Afl. 500,- per kind, terwijl de vader stelt niet meer dan Afl. 300,- per maand te kunnen bijdragen. Het gerecht heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, en dat deze bijdrage afhankelijk is van hun draagkracht.
Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, concludeert het gerecht dat de moeder een netto-inkomen heeft van Afl. 5.833,- per maand, terwijl de vader een netto-inkomen heeft van Afl. 1.824,- per maand. Het gerecht heeft de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen vastgesteld op Afl. 847,50 voor [minderjarige 1] en Afl. 787,50 voor [minderjarige 2]. Uiteindelijk heeft het gerecht bepaald dat de vader een bijdrage van Afl. 200,- per kind per maand moet betalen, ingaande op 1 januari 2019, en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is gegeven door rechter mr. N.K. Engelbrecht op 5 februari 2019.