ECLI:NL:OGEAA:2019:111

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
AUA201802834
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader betreffende kinderalimentatie voor minderjarigen

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tot het vaststellen van de kinderalimentatie voor twee minderjarigen, geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder. De vader heeft de minderjarigen erkend en de procedure is gestart met een verzoekschrift op 11 september 2018. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 december 2018 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, evenals de vertegenwoordiger van de Voogdijraad, mevrouw mr. [Naam X].

De minderjarigen, [Naam minderjarige 1] en [Naam minderjarige 2], zijn respectievelijk geboren in 2011 en 2013. De Voogdijraad verzoekt de vader om een maandelijkse bijdrage van Afl. 500,- per kind, terwijl de vader stelt niet meer dan Afl. 300,- per maand te kunnen bijdragen. Het gerecht heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, en dat deze bijdrage afhankelijk is van hun draagkracht.

Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, concludeert het gerecht dat de moeder een netto-inkomen heeft van Afl. 5.833,- per maand, terwijl de vader een netto-inkomen heeft van Afl. 1.824,- per maand. Het gerecht heeft de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen vastgesteld op Afl. 847,50 voor [minderjarige 1] en Afl. 787,50 voor [minderjarige 2]. Uiteindelijk heeft het gerecht bepaald dat de vader een bijdrage van Afl. 200,- per kind per maand moet betalen, ingaande op 1 januari 2019, en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is gegeven door rechter mr. N.K. Engelbrecht op 5 februari 2019.

Uitspraak

Beschikking van 5 februari 2019
behorend bij EJ nr. AUA201802834
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
en
[Verweerder],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERDER, hierna te noemen de vader,
Procederende in persoon.
Belanghebbende:
[Naam moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 11 september 2018;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 4 december 2018, waaruit blijkt dat namens de Voogdijraad aanwezig was mevrouw mr. [Naam X] en dat de vader en de moeder in persoon zijn verschenen.
De uitspraak is terstond gedaan.

2.DE FEITEN

De thans nog minderjarigen [Naam minderjarige 1] (geboren op [datum] 2011 in Aruba) en [Naam minderjarige 2] (geboren op [datum] 2013 in Aruba) (hierna: de minderjarigen) zijn uit de relatie tussen de vader en de moeder geboren. De vader heeft de minderjarigen erkend.

3.STANDPUNT VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 500,- per kind per maand ingaande 1 oktober 2018 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daartoe wordt aangevoerd dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet.
3.2
De vader heeft draagkrachtverweer gevoerd en gesteld dat hij niet meer dan met een bedrag van Afl. 300- per maand kan bijdragen in de kosten van de minderjarigen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.3
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
4.3.2
Het gerecht zal rekening houden met de posten Afl. van vervoer ad Afl. 50,-, zwemles ad Afl. 37,50, dansles ([minderjarige 1]) ad Afl. 60,- en oppas ad Afl. 250,- nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt door de moeder.
4.3.3
Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van [minderjarige 1] worden vastgesteld op Afl. 847,50 en die van [minderjarige 2] op Afl. 787,50 per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij kindertoelage ten behoeve van de minderjarigen ontvangt van Afl. 250,- per maand. Dit bedrag komt de minderjarigen toe.
4.4.2
Voorts blijkt uit de loonstroken dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 5.057,89, en dat zij een keer per jaar vakantiegeld, een 13de maand en een incentive bonus ontvangt. Haar netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld (=loon + toelages + vakantieuitkering=) Afl. 5.833,-.
4.4.3
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) posten “autolening” ad Afl. 639,-, “AMC-lening” ad Afl. 374,26 (loopt af in maart 2019) en “live-in” ad Afl. 300,-. Ter zitting heeft de moeder – onbetwist – gesteld dat zij ingaande januari 2019 een hypotheeklening gaat aflossen met een bedrag van Afl. 1.400,- per maand.
4.4.4
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 4.113,-.
4.4.5
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 5.833,- - Afl. 4.113,- =) Afl. 1.720,-, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 1.824,-.
4.5.2
Wat betreft de lasten van de vader zal het gerecht rekening houden met de door de vader opgevoerde posten “levensmiddelen” ad Afl. 300,-, “benzine” ad Afl. 300,-, “autolening” ad Afl. 500,-, “telefoonkosten” ad Afl. 80,- en “autoverzekering” ad Afl. 116,25, nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt.
4.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.296,25.
4.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 1.824,00 - Afl. 1.296,25 =) Afl. 527,75, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
4.6
Gelet op de draagkracht van partijen en op de behoefte van de minderjarigen acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 200,- per kind per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 januari 2019.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de door de vader [verweerder] met ingang van 1 januari 2019 maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], op een bedrag van Afl. 200,- per kind per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 5 februari 2019 in aanwezigheid van de griffier.