ECLI:NL:OGEAA:2019:109

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
AUA201802590
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst door intreden ontbindende voorwaarde in het kader van een project

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en CITGO Aruba Refining N.V. [verzoeker] was in dienst van Citgo voor een project en betwistte de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Hij stelde dat de beëindiging onterecht was, omdat hij niet correct was geïnformeerd over de voortgang van het project en dat er sprake was van een onrechtmatige daad van Citgo. Citgo voerde aan dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was ontbonden door het intreden van een ontbindende voorwaarde, namelijk het niet verkrijgen van financiering voor het project. Het Gerecht oordeelde dat Citgo voldoende had aangetoond dat er geen financiering beschikbaar was en dat de arbeidsovereenkomst daarom rechtsgeldig was beëindigd. Het verzoek van [verzoeker] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Citgo.

Uitspraak

Beschikking van 5 februari 2019
Behorend bij AUA201802590
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
te Aruba,
verzoeker ,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
CITGO ARUBA REFINING N.V., h.o.d.n. Citgo Aruba Refining,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Citgo,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A. Saade.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 21 augustus 2018;
- het verweerschrift met producties, overgelegd op de rolzitting van 16 oktober 2018;
- producties zijdens Citgo, ingediend op 29 november 2018
- producties zijdens [verzoeker], ingediend op 3 december 2018;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 4 december 2018.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag beschikking zal worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verzoeker] is op 17 juli 2017, in verband met een zogeheten “Refurbishment Project” (hierna: het project) voor bepaalde tijd in dienst getreden van Citgo, tegen een loon van
$ 162.000,-- per jaar.
2.2
Citgo exploiteert de olieraffinaderij in Aruba.
2.3
Citgo heeft, in verband met het project, een overeenkomst gesloten met een tweetal bedrijven (hierna: EPC Company). Aan de EPC Company is de opdracht gegeven het nodige in kaart te brengen teneinde de olieraffinaderij te renoveren en op te starten. Om de werkzaamheden van de EPC Company te controleren, heeft Citgo een Project Management Team (hierna: PMT) ingesteld. [Verzoeker] maakt deel uit van dit team.
2.4
Artikel 1.1 van de arbeidsovereenkomst tussen Citgo en [verzoeker] luidt als volgt:
“The agreement starts on July 17h, 2017 for a period of time equal to the duration of the Project, plus 30 days for final review and reporting of execution of the Project to the Employer.
The expected duration of the project is of two (2) years. The Employee explicitly agrees that the expected duration is an indication and that as with any project of this magnitude, the actual duration of the Project may vary (be shorter or longer than the expected duration mentioned before). The Employee understands that this agreement ends without notification thirty (30) days after the Project has ended. No prior approval from the Aruba Department of Labor is required for the termination. If the agreement is not terminated for urgent reasons or by mutual accord, it ends 30 days after de project has ended.”
2.5
In artikel 2.4 van de arbeidsovereenkomst tussen Citgo en [verzoeker] staat, voor zover van belang, het volgende:
“This Agreement will be automatically dissolved (“ontbindende voorwaarde”), without any notice being necessary on the date that the Project described above is abandoned and/or is discontinued for whatever reason, including but not limited to the inability to secure financing for the Project, economic non-viability of the Project, inability to obtain the necessary permit.”
2.6
Bij brief van 20 februari 2018 heeft Citgo, voor zover van belang, het volgende aan [verzoeker] medegedeeld:
“CITGO Aruba Refining N.V. (CAR) hereby formally notifies you of the dissolution of your labor agreement, due to the inability to secure financing for the CAR UPGRADES PROJECT, also known as the REFURBISHMENT PROJECT (the “Project”) as a result of conditions beyond its control.
(…)
For Acceptance of the employee and Final Release of all Claims against CAR”.
2.7 [
Verzoeker] heeft de onder 2.6 genoemde brief voor akkoord getekend.
2.8
Bij schrijven van 18 april 2018 heeft [verzoeker] de nietigheid van de beëindiging van het dienstverband ingeroepen.

3.DE VORDERING

3.1 [
Verzoeker] verzoekt, kort gezegd, dat het Gerecht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaart dat de door [verzoeker] ingeroepen vernietiging van de beëindigingsovereenkomst van 20 februari 2018, genoemd onder 2.6, op grond van artikel 3:44 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) rechtsgeldig is geschied, althans de beëindigingsovereenkomst vernietigt;
dan wel
- voor recht verklaart dat er sprake is van een onrechtmatigde daad jegens [verzoeker] en dat Citgo hem daarom in de toestand moet brengen alsof de onrechtmatige daad zich niet zou hebben voorgedaan, inhoudende dat [verzoeker] geacht moet worden nog steeds in dienst te zijn van Citgo;
dan wel
- voor recht verklaart dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [verzoeker] aan de beëindigingsovereenkomst te houden en deze beëindiging daarom niet van toepassing is, waardoor [verzoeker] geacht moet worden nog steeds in dienst te zijn van Citgo;
- Citgo veroordeelt het loon aan [verzoeker] door te betalen, vanaf 20 februari 2018 totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, vermeerderd met de vertragingsrente;
- Citgo veroordeelt om binnen een week na betekening van deze beslissing [verzoeker] weder te werk te stellen in zijn gebruikelijke functie, op straffe van een dwangsom van Afl. 250,-- per dag dat Citgo nalaat om aan dit bevel te voldoen;
- Citgo veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
Verzoeker] grondt zijn verzoek primair erop dat de beëindigingsovereenkomst tussen hem en Citgo vernietigbaar is wegens bedrog dan wel dwaling dan wel misbruik van omstandigheden. [Verzoeker] stelt subsidiair dat er sprake is van door Citgo jegens hem gepleegde onrechtmatige daad. Meer subsidiair wordt gesteld dat Citgo onredelijk en onbillijk jegens hem handelt.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [verzoeker] – kort samengevat – aangevoerd dat Citgo hem bij de beëindiging van het dienstverband (opzettelijk) verkeerd heeft ingelicht en dat Citgo hem ten opzichte van andere collega’s ongelijk heeft behandeld.
3.3
Citgo voert gemotiveerd verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Partijen verschillen van mening over de vraag of op het moment dat Citgo [verzoeker] bij brief van 20 februari 2018 te kennen heeft gegeven dat de arbeidsovereenkomst is ontbonden, sprake was van een onvermogen van Citgo om financiering voor het project te verkrijgen.
4.2
Volgens [verzoeker] heeft Citgo hem (opzettelijk) verkeerd geïnformeerd door hem voor te spiegelen dat het project, waarvoor hij tijdelijk in dienst is genomen, wordt stilgelegd vanwege een financieringstekort. [Verzoeker] was op grond van die informatie in de veronderstelling dat het project geen doorgang meer zou vinden en dat de overeenkomst met alle werknemers tot een einde zou komen. Met die gedachte in het achterhoofd heeft [verzoeker] de brief van 20 februari 2018 voor akkoord getekend.
Volgens [verzoeker] is naderhand gebleken dat er geld is geïnvesteerd in het project en dat het project, in tegenstelling tot hetgeen aan hem is medegedeeld, is voortgezet. Een aantal andere collega’s is tot op heden ook nog steeds in dienst bij Citgo, aldus [verzoeker]. [Verzoeker] stelt zich thans op het standpunt dat er slechts sprake is geweest van een “slow down” en dat hij niet met de beëindiging zou hebben ingestemd, indien hij correct zou zijn geïnformeerd.
4.3
Citgo betwist dat zij [verzoeker] verkeerd heeft ingelicht. Zij stelt dat ten tijde van de beëindiging van het dienstverband wel degelijk sprake was van een financieringstekort. Ter onderbouwing van haar verweer heeft Citgo het volgende aangevoerd. Citgo is afhankelijk van het verkrijgen van financiering om het project uit te kunnen voeren. Door de door de Amerikaanse overheid ingevoerde sancties tegen PDVSA (het moederbedrijf van Citgo) en Venezuela is het Citgo onmogelijk gemaakt om de benodigde financiering voor het project te verkrijgen. Citgo kon het project daarom niet langer bekostigen. Zij heeft zich dan ook genoodzaakt gezien het project stil te leggen. Daardoor zijn de overeenkomsten met de EPC Company, die het nodige in kaart moest brengen om de olieraffinaderij op te starten, beëindigd, is het PMT, dat de werkzaamheden van de EPC Company diende te controleren, opgeheven en zijn de werkzaamheden, waarvoor [verzoeker] in dienst is genomen, komen te vervallen. In dit verband heeft Citgo aangevoerd dat met alle werknemers die deel uitmaakten van het PMT en dus ook met [verzoeker], de arbeidsovereenkomsten zijn ontbonden. Citgo diende haar plannen voor het herinrichten en opstarten van de olieraffinaderij volledig te herzien. Citgo heeft in dit verband op enig moment $ 35 miljoen uit eigen middelen aangewend, maar deze investering is bij lange na niet genoeg, nu circa 1 miljard nodig is. Op dit moment is een klein aantal werknemers van Citgo werkzaam in de raffinaderij om de terminal draaiende te houden. Indien de benodigde financiële middelen beschikbaar komen, kan de herinrichting van de raffinaderij verder plaatsvinden, zij het op een herziene wijze en met haar eigen werknemers.
4.4
Citgo heeft met haar verweer gemotiveerd betwist dat het project is voortgezet. Uit haar toelichting blijkt in voldoende mate dat en waarom zij de daarvoor noodzakelijke financiering niet heeft kunnen verkrijgen. Verder komt daaruit naar voren dat zij de herinrichting alsnog wil laten plaatsvinden, zij het op een andere wijze dan in eerste instantie was beoogd, maar dat zij thans ook daarvoor over onvoldoende financiële middelen beschikt. Gelet hierop lag het op de weg van [verzoeker] om zijn standpunt dat slechts sprake is geweest van een slow down van het project nader te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten. Ook de door hem overgelegde krantenartikelen bieden daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Het standpunt van [verzoeker] moet daarom als gemotiveerd betwist en vervolgens door [verzoeker] onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. Dit betekent dat wordt uitgegaan van de juistheid van het standpunt van Citgo dat sprake was van het in artikel 2.4 van de arbeidsovereenkomst bedoelde onvermogen om financiering voor het project te verkrijgen en dat de arbeidsovereenkomst daarom van rechtswege is ontbonden. Dat de arbeidsovereenkomst met de andere werknemers van het PMT is voortgezet, zoals [verzoeker] dat heeft gesteld, is overigens door Citgo gemotiveerd betwist en blijkt verder uit niets.
4.5
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van [verzoeker] dient te worden afgewezen.
4.6
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [verzoeker] in de proceskosten van Citgo worden veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Citgo worden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Verheijen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 5 februari 2019 in aanwezigheid van de griffier.