Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
Firmante, [directrice], manager di Boca Prins Bar Restaurant N.V., ta declara cu dia 9 di augustus 2018 a sucede lo siguiente na Boca Prins Bar-Restaurant N.V.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster], werkzaam als kassière bij Boca Prins Bar-Restaurant N.V., en haar werkgever. [Verzoekster] was op 9 augustus 2018 geschorst en op 13 augustus 2018 op staande voet ontslagen. De werkgever, Boca Prins, stelde dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege onregelmatigheden in de verwerking van een bestelling en het duwen van de directeur door [verzoekster].
[Verzoekster] heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen, stellende dat er geen dringende reden was voor het ontslag en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. Het Gerecht oordeelde dat Boca Prins niet voldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden en dat de tegenstrijdige verklaringen van getuigen niet tot een vaststelling van de feiten leidden.
Het Gerecht concludeerde dat het ontslag op staande voet nietig was, omdat de afzonderlijke verwijten niet bewezen konden worden. Daarnaast werd opgemerkt dat het liegen van [verzoekster] over de reden van het annuleren van een bestelling niet als een dringende reden kon worden gekwalificeerd. Het Gerecht heeft Boca Prins veroordeeld tot doorbetaling van het loon van [verzoekster] tot 15 januari 2019, vermeerderd met rente, en heeft de proceskosten aan de werkgever opgelegd. Het verzoek van [verzoekster] tot wedertewerkstelling werd afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst inmiddels was ontbonden.