In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 februari 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, geboren in respectievelijk 2008, 2009, 2012 en 2016. De Voogdijraad heeft op 21 juli 2017 een verzoekschrift ingediend tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen, die momenteel niet bij hun moeder verblijven. De moeder is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De kinderen verblijven tijdelijk in de instellingen Imeldahof en Casa Cuna, en er wordt gewerkt aan een opbouw van pleegzorg.
De rechter heeft vastgesteld dat er een gebrek aan adequate opvoeding en verzorging is onder het gezag van de moeder, wat leidt tot een bedreiging van de zedelijke en lichamelijke ontwikkeling van de minderjarigen. Op basis van artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba heeft de rechter geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Tevens is besloten dat de minderjarigen voor de duur van één jaar onder toezicht worden gesteld en dat zij worden geplaatst in de genoemde instellingen. De voorgestelde voogdes is benoemd tot gezinsvoogdes.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn. Deze beslissing is genomen door mr. M. Schoemaker, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.