ECLI:NL:OGEAA:2018:91
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging voorlopige toevertrouwing en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de voogdijzaak
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een vordering van het Openbaar Ministerie tot bekrachtiging van een voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de Voogdijraad. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2016, is het kind van [naam moeder] en [naam vader], die beiden in Aruba wonen. De procedure startte met een vordering die op 8 december 2017 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 januari 2018 waren de officier van justitie, mr. Y. Pronk, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig, evenals de ouders van de minderjarige.
De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige is geboren uit een affectieve relatie tussen de ouders, waarbij de vader de minderjarige heeft erkend. De moeder oefent het gezag over de minderjarige alleen uit. Op 23 november 2017 heeft het Openbaar Ministerie de minderjarige aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd. De beoordeling van de zaak richtte zich op de vraag of het Openbaar Ministerie de bekrachtiging van de toevertrouwing binnen de gestelde termijn had gevorderd.
Het gerecht oordeelde dat de bekrachtiging niet binnen de vereiste termijn was gevorderd, waardoor de toevertrouwing is vervallen. Dit leidde tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in zijn vordering. De beschikking werd gegeven op 6 februari 2018 door mr. M. Schoemaker, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.