ECLI:NL:OGEAA:2018:9
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf na toekenning aan echtgenoot
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 januari 2018 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door een appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf. De appellante had op 28 november 2016 een verzoek ingediend, dat door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie was afgewezen. De appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 13 april 2017 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar. Tijdens de zitting op 6 november 2017 werd duidelijk dat de echtgenoot van de appellante inmiddels een vergunning tot tijdelijk verblijf had gekregen. Dit leidde ertoe dat het gerecht de beslissing van de minister heroverwoog. Het gerecht concludeerde dat het belang van de appellante bij het beroep was komen te ontvallen, omdat haar echtgenoot nu wel over een geldige verblijfstitel beschikte. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechter gelastte tevens dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,= aan haar werd terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door rechter D.J. Jansen en is openbaar uitgesproken op 8 januari 2018. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak kan worden ingesteld.