ECLI:NL:OGEAA:2018:85

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
K.G. 2678 van 2017 / AUA201703343
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over beëindiging arbeidsovereenkomst en afscheidsbeleid van de overheid

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiser, een arbeidscontractant, betaling van zijn loon over de periode van 28 oktober 2017 tot en met 22 augustus 2018. Eiser stelde dat zijn arbeidsovereenkomst niet was geëindigd op 31 oktober 2017, zoals Land Aruba betoogde. De procedure begon met een kort geding waarin eiser zijn vordering uitvoerbaar bij voorraad stelde. De feiten wezen uit dat eiser een dienstverband had met Land Aruba, maar dat er onduidelijkheid bestond over de status van zijn arbeidsovereenkomst na de regeerperiode van het kabinet Eman II. De rechter oordeelde dat de arbeidsrelatie met eiser op 31 oktober 2017 was geëindigd, en dat er geen rechtsgeldige overeenkomst was die de verlenging van het dienstverband tot 22 augustus 2018 rechtvaardigde. De rechter concludeerde dat de besluiten van de ministerraad, die de verlenging van de arbeidsovereenkomst betroffen, niet waren uitgevoerd en dat de vordering van eiser onvoldoende was onderbouwd. Het vonnis werd uitgesproken op 31 januari 2018, waarbij eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Land Aruba, die op nihil werden begroot, aangezien Land Aruba geen kosten had gemaakt voor de procedure.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 31 januari 2018
Behorend bij K.G. 2678 van 2017 / AUA201703343
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
Eiser,
te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
LAND ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Land Aruba,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia.
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 20 december 2017;;
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van Land Aruba;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 16 januari 2018.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Het uittreksel van de besluitenlijst van de ministerraadvergadering van 31 mei 2013 vermeldt:
Verzoek MinIIM d.d. 25 mei 2013 inzake verlenging van het arbeidscontract van [eiser], ingaande 1 november 2013 tot zijn 60ste jarige leeftijd op 22 augustus 2018. (MIIM/2082-2013).Instemmen met het wijzigen van de ministerraadbeslissing van 2 december 2011, in die zin dat [eiser] niet op 1 december 2011 maar op 1 januari 2012 een aanvang maakte met zijn werkzaamheden.De bezoldiging en toekennen van toelagen geschiedt conform voorstel MinIIM.
2.2
Bij kennisgeving van 4 september 2014 heeft de “Chief of Staff” van “De Ministery van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie” geschreven:
“De heer [eiser] heeft een dienstverband met Land Aruba, de ministerie van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, voor de periode ingaande 1 november 2013 tot 22 augustus 2018 als arbeidscontractant, met een jaarlijkse bruto bezoldiging van AWG 64.971,00.Uw medewerking aan de heer [eiser] zal ten harte worden gewaardeerd”.
2.3
Het uittreksel van de besluitenlijst van ministerraadvergadering van 8 augustus 2017 vermeldt:
Verzoek MinIIR d.d. 3 augustus 2017 inzake verlenging arbeidsovereenkomst t.b.v. de heer [eiser] met 4 jaar onder dezelfde voorwaarden (MinIIR/3860-2017)Instemmen met het verlengen van de arbeidsovereenkomst met dhr. [eiser] en zijn tewerkstelling bij DIMAS, onder dezelfde voorwaarden, per 1 augustus 2017 en voor de duur van vier jaren, cfm verzoek.
2.4
Bij kennisgeving aan de CMB-bank van 24 augustus 2017 heeft de toenmalige minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie laten weten:
Ondergetekende (…) verklaart hierbij dat de heer [eiser], (…) in dienst is bij het Bureau van het Ministerie, tewerkgesteld bij DIMAS sinds 1 januari 2012.(…)Het contractovereenkomst met de heer [eiser] is reeds verlengd met een periode van 4 jaar (tot 2021).
2.5
Op 20 september 2017 heeft de Departemento di Integration, Maneho y Admision di Stranhero aan de minister geschreven:
onderwerp: ambtshalve advies directeur DIMA m.b.t. indienstneming personeel ten behoeve van DIMAS.(…)Op 19 en 20 september jl. het ik via de DRH beslissingen van de Ministerraad d.d. 08 augustus 2017 (BE-58/17) (…) mogen ontvangen. Het betrof z.g. verlengingen van:(…)B. [eiser].Middels dit schrijven benader ik u in verband met het volgende.Genoemde personen:* zijn niet geselecteerd en/of voorgedragen door de DRH/de directeur DIMAS,* de directeur DIMAS en/of DRH zijn niet gevraagd voor advies* waren nimmer werkzaam bij de DIMAS* hebben zich nimmer gemeld noch voor noch na augustus 2017* verder is niet bekend of voornoemde personen competenties, opleiding en werkervaring hebben.Deze door de u aan de Ministerraad voorgelegde voorstellen voor indienstname c.q. verlenging van de boven aangehaalde arbeidsovereenkomsten en de naar aanleiding hiervan door de Raad van Ministers genomen beslissingen stroken niet met de met u gemaakte afspraken. Ik verwijs kortheidshalve ook naar de PWC rapport (QuickSan DIMAS).Door deze manier van handelen handelt u niet alleen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur doch brengt u de verbeteringstraject welke jaren bij de DIMAS gaande is in geding. De kwaliteit van de service en dienstverlening kan zo niet geborgd worden.De DIMAS heeft enkele voorstellen gedaan voor de in dienst name van personen in cruciale functies en waarvan na een werving en selectieronde is komen vast te staan dat zij aan de gestelde functie-eisen voldoen, wat nog niet tot voordracht uwerzijds voor een beslissing door de Ministerraad heeft kunnen leiden. (…)Wel heb ik moeten constateren dat, ondanks andere afspraken met de Directie van DIMAS ter zake de door u geplaatste 28 arbeidscontracten bij de DIMAS, en in strijd met andere circulaires, een beslissing is uitgelokt voor een verlenging van hun arbeidsovereenkomst met 4 jaren, terwijl de performance management cyclus nog gaande is en naar verwachting niet allen positief beoordeeld zullen kunnen worden.Ondanks intensieve begeleiding en verstrekte trainingen, is het de DIMAS alleen gelukt om enkele van deze personen enigszins op niveau te brengen.Ik moge u nogmaals verwijzen naar de analyse van de DRH uit welke blijkt dat 60% van het DIMAS personeel op een functieniveau werkt welke hij of zij niet heeft en ook niet kan verkrijgen (gap).Deze ervaring leert dat het van eminent belang is om geschikte personeel met de juiste kwalificatie en ervaring te werven en selecteren teneinde de voor ogen gestelde doelen betreffende efficiëntie en dienstverlening te kunnen bereiken.Ik geef hierdoor het volgende ongevraagd advies aan u:Om met betrekking tot de hierboven aangehaalde personen.. Een nieuwe ministerraad beslissing uit te lokken teneinde deze beslissingen ongedaan te maken.. Geen contract aan te bieden voor een betrekking bij de DIMAS.Danwel. op staande voet per direct te ontslaan. (…)Verder wordt u ambtshalve geadviseerd:(…). Om in het vervolg de werving en selectie rondes voor kandidaten voor de verschillende vacatures bij de DIMAS conform afspraak, advies PWC en rekening houdende met de beginselen van behoorlijk bestuur te laten geschieden door en op voordracht van de DIMAS/DRH.Indien zij bij de DIMAS alsnog aanmelden, worden zij naar uw Bureau gestuurd gelet op het vorenstaande.
2.6
Op 22 september 2017 hebben algemene verkiezingen plaatsgevonden in Aruba. De regeringspartij is daarbij haar absolute meerderheid in de Staten kwijtgeraakt.
2.7
Op 27 september 2017 heeft het Departemento di Integration, Maneho y Admision di Stranhero aan de dienst personeelszaken geschreven:
(…)II De DIMAS wenst met betrekking tot de volgende personen NEGATIEF advies uit te brengen gelet op het feit dat zij NIET bij de DIMAS werkzaam zijn (en ook niet bij de Ministerie).(…)4. [eiser] (nooit gewerkt bij DIMAS)(…)
2.8
Bij e-mail van 13 november 2017 heeft de Svb aan de dienst personeelszaken van de overheid laten weten dat [eiser] niet voorkwam in het bestand van de overheid en nooit een bericht werd ontvangen dat hij in overheidsdienst zou werken. Er was, aldus de Svb, ook geen aanstellingskeuring gedaan.
2.9
Bij brief van 1 december 2017 van de dienst personeelszaken aan de minister van Algemene Zaken schreef de directeur DRH met betrekking tot de indienstneming van [eiser]:
Betrokkene is sedert 1 januari 2012 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij het Bureau van de minister van Integratie, Infrastructuur & Milieu (…). De arbeidsovereenkomst met betrokkene is aangegaan voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Eman II en verloopt van rechtswege op 31 oktober 2017.De ministerraad heeft in de vergadering van 31 mei 2013 (BE-36/13) ingestemd met het wijzigen van de beslissing van 2 december 2011 inzake de verlenging van het arbeidscontract van betrokkene ingaande 1 november 2013 tot zijn 60 jarige leeftijd op 22 augustus 2018 in dier voege dat betrokkene niet op 1 december 2011 maar op 1 janauri 2012 een aanvang maakte met zijn werkzaamheden.Bovengenoemde beslissing van de ministerraad is niet gebruikelijk daar betrokkene geen kaderpersoneel is en geen kaderfunctie bekleedt. Mede gelet op het vigerende personeelsbeleid alsook het financiële beleid dat onder meer gericht is op beheersing van de personeelskosten, wordt geadviseerd om betrokkene niet in dienst te nemen. Het Land hanteert het uitgangspunt dat jonge werknemers zoveel mogelijk de kans moeten krijgen om binnen de overheid in te stromen. Slechts indien het een cruciale of virale functie betreft kan er sprake zijn van een verlenging van de arbeidsovereenkomst nadat betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en dit uitsluitend indien er sprake is van kennisoverdracht.De ministerraad heeft in de vergadering van 8 augustus 2017 (BE-58/17) ingestemd met de verlenging van de arbeidsovereenkomst en de te werkstelling bij het Departemento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) voor de duur van 4 jaar. De beslissing is genomen in de reguliere van het Kabinet Eman II.(…)Betrokkene is reeds een lange periode ziek. Echter, betrokkene heeft nimmer een aanstellingskeuring uitgevoerd bij de Sociale Verzekeringsbank (SVb) en meldt zich niet bij de SVb ziek. Op basis van het langdurig ziekteverzuim en het niet volgen van de reguliere ziekmeldingsprocedure door betrokkene, wordt geadviseerd om betrokkene niet in dienst te nemen.Tot slot heeft de directeur van het DIMAS (…) bij schrijven van 27 september 2017 negatief geadviseerd inzake de verlenging van de arbeidsovereenkomst met betrokkene daar betrokkene nooit werkzaamheden heeft uitgevoerd bij de dienst. Het DRH heeft middels advies in soortgelijke gevallen reeds aangegeven dat, indien betrokkene nimmer de werkzaamheden heeft aangevangen, het besluit de facto nimmer is uitgevoerd en dat betrokkene te allen tijde bij het bureau van de minister werkzaam is gebleven. (…)Hierdoor is voornoemd besluit ontkracht. Dit heeft tot gevolg dat de huidige arbeidsovereenkomst van betrokkene (bij het bureau van de minister) nog van kracht is en daarom ook de grondslag vormt van het dienstverband. Hierdoor kan de arbeidsovereenkomst met betrokkene wegens het nimmer bij de DIMAS verschijnen om met werkzaamheden aan te vangen, van rechtswege verlopen op 31 oktober 2017.Gelet op het bovenstaande wordt geadviseerd om de beslissing van de ministerraad te heroverwegen en de arbeidsovereenkomst niet met betrokkene te verlengen waardoor het dienstverband met betrokkene van rechtswege is verlopen op 31 oktober 2017.
2.1
Op de salarisstrook van [eiser] staat
“einde werk 31/10/2017”.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Land Aruba tot betaling van zijn loon over de periode 28 oktober 2017 tot en met 22 augustus 2018, met veroordeling van Land Aruba tot vergoeding van de proceskosten (waaronder de beslagkosten).
3.2 [
[eiser] grondt de vordering erop dat aan de arbeidsovereenkomst geen einde is gekomen op 31 oktober 2017.
3.3
Land Aruba voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voorop staat de arbeidsverhouding tussen [eiser] en Land Aruba niet wordt beheerst door de bepalingen van de zevende titel van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek (artikel 7A:1613y lid 2 BW). Evenmin is de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten van toepassing (artikel 2 aanhef en onder a Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten). In de onderhavige zaak moet verder voorop staan, dat Land Aruba erkent dat een arbeidsrelatie met [eiser] heeft bestaan [1] . Nu in dit geding salarisstroken zijn overgelegd kan ook uit geschriften in de zin van artikel 22 eerste lid Comptabiliteitsverordening van de rechtshandeling van de minister blijken.
4.2
Aan de arbeidsrelatie is volgens Land Aruba echter een einde gekomen aan het einde van de regeerperiode van het kabinet Eman II, en wel op 31 oktober 2017 [2] . Dat is ook tot uitdrukking gebracht op de (meest recente) salarisstroken van [eiser]. In de ministerraad van 31 mei 2013 is slechts besloten de aanvang van de overeenkomst te wijziging in 1 januari 2012 en is niet besloten [eiser] tot 22 augustus 2018 in dienst te nemen zoals door de minister werd verzocht. Aan het ministerraadbesluit van 8 augustus 2017, waaraan [eiser] overigens geen rechten kan ontlenen, is vervolgens geen uitvoering gegeven.
4.3
Dat dat laatste juist is blijkt al uit de omstandigheid dat ook [eiser] zelf ervan uitgaat, dat aan zijn arbeidsovereenkomst hoe dan ook op 22 augustus 2018 en niet vier jaar na 1 augustus 2017 een einde zou komen.
4.4
Het gaat er dus enkel om of de arbeidsovereenkomst na 31 oktober 2017 is geëxpireerd of op 22 augustus 2018 [3] .
4.5
Door [eiser] is daarvoor in kort geding onvoldoende aangevoerd. Er bestaat een ministerraadbesluit van 31 mei 2013 waarin de aanvang van de arbeidsrelatie wordt bepaald op 1 januari 2012 hetgeen met zich meebrengt dat aan de arbeidsrelatie op grond van artikel 22 tweede lid van de Comptabiliteitsverordening op 1 januari 2017 een einde kwam. Daaraan is uitvoering gegeven doordat [eiser] salaris ontving. Van een ministerraadbesluit en daaropvolgende tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst tot 22 august 2018 is niet gebleken. Volgens Land Aruba is op 29 oktober 2013 door de ministerraad besloten om alle arbeidscontracten die zijn gesloten tijdens het kabinet Eman I opnieuw te sluiten voor de duur van het kabinet Eman II [4] . Daarmee spoort de einddatum op de salarisstroken. In zoverre is ook aan dat besluit uitvoering gegeven. Dat met [eiser] iets anders is overeengekomen blijkt onvoldoende. Aan de brief van de “Chief of Staff” van de “Ministry” van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie kan [eiser] geen verwachtingen ontlenen omdat de “Chief of Staff” niet bevoegd is namens Land Aruba toezeggingen te doen en hij dat had moeten begrijpen. Niet voldoende gemotiveerd gesteld is waarom zijn uitlatingen, die volgens Land Aruba niet alleen foutief zijn maar vermoedelijk alleen gedaan zijn om aan een geldverstrekker te laten zien, aan Land Aruba moeten worden toegerekend. Dat geldt ook de aan de CMB-bank gerichte verklaring van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie zelf van 24 augustus 2017. Zoals hiervoor is overwogen is aan het kennelijk aan die verklaring ten grondslag liggende ministerraadbesluit van 8 augustus 2017 geen uitvoering gegeven. De verklaring – wat er ook zij van het feit dat deze verklaring door de minister is afgegeven in plaats van de dienst personeelszaken, hetgeen meer voor de hand had gelegen – is fout, niet aan [eiser] gericht [5] en kennelijk ook alleen afgegeven om de verstrekking van een geldlening of andere financiële dienstverlening te faciliteren. Niet blijkt dat Land Aruba daarmee rechten voor [eiser] in het leven heeft willen roepen of rechten waarvan [eiser] zelf stelt dat ze in ieder geval na 22 augustus 2018 niet bestaan heeft willen bevestigen.
4.6
Voor zover [eiser] zich beroept op het ministerraad besluit van 8 augustus 2017 geldt bovendien, naast hetgeen hiervoor werd overwogen, dat zelfs als [eiser] daaraan in beginsel wel verwachtingen had mogen ontlenen dat hij ook na de regeringsperiode van het kabinet Eman II in dienst zou zijn, een op grond daarvan tot stand gekomen overeenkomst in strijd met de openbare orde komt en daarom nietig is, terwijl Land Aruba zich op die nietigheid kennelijk ook bedoelt te beroepen. Meermaals heeft het Gemeenschappelijk Hof geoordeeld, dat binnen zijn ressort soms sprake is van ‘afscheidsbeleid’ van de overheid wat inhoudt, dat vlak vóór een bestuurswisseling inhoudelijk twijfelachtige of onvoldoende voorbereide besluiten worden genomen of toezeggingen worden gedaan, met als kenbaar motief het volgende bestuur, waarvan men aanneemt dat dit anders zou beslissen, voor een fait accompli te stellen, met alle consequenties van dien voor de schaarse openbare goederen en middelen. Dit brengt met zich mee, mede gelet op de kleinschaligheid van de gemeenschappen op de eilanden binnen het hofressort, dat in voorkomende gevallen, in het algemeen belang, een inhoudelijke rechterlijke controle op onder meer zuiverheid van oogmerk een extra accent dient te krijgen. Het onderhavige ‘afscheidsbeleid’, dat erin heeft bestaan, dat [eiser] in strijd met het advies van de dienst personeelszaken een contract voor vier jaar, waarvan een gedeelte na zijn pensioengerechtigde leeftijd, zou zijn aangeboden dat pas ruim na het aftreden van het kabinet Eman II zou expireren, is in dit geval een inbreuk op zo fundamentele beginselen van de rechtsorde en deugdelijk bestuur, dat nietigheid op haar plaats is. Het volgende bestuur zou onaanvaardbaar belemmerd worden in het in vrijheid uitoefenen van zijn publieke taak ter zake.
4.7
Daaraan doet niet af dat het besluit van 8 augustus 2017 dateert van enige tijd voor de algemene verkiezingen. Voorshands moet ervan worden uitgegaan, dat reeds daarvoor een niet onaanzienlijke kans bestond, dat de regeringspartij bij de verkiezingen niet voor een derde keer de absolute meerderheid in de Staten zou halen. De voorzieningenrechter doelt daarbij op de negatieve gevolgen van de strafrechtelijke vervolging van minister Croes, de wijze waarop daar door de regeringspartij op werd gereageerd en de maatschappelijke reactie die dat uitlokte, mede gekoppeld aan de niet aflatende geruchtenstroom rond de integriteit van de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening en Integratie. Of dat gerechtvaardigd was of niet doet er niet aan af dat de publieke opinie daardoor beïnvloed werd zoals uit de media kenbaar was. Daarenboven geldt, dat uit de adviezen van de dienst personeelszaken zoals hierboven geciteerd, in kort geding voldoende duidelijk blijkt dat [eiser] feitelijk niet voor Land Aruba, althans voor de DIMAS, gewerkt heeft, bij de afhandeling van de hernieuwde indiensttreding en/of de wijziging in de arbeidsvoorwaarden (hier steeds ervan uitgaande dat daarvan sprake zou zijn geweest) een ongebruikelijke procedure is gevolgd en [eiser] te oud en niet geschikt is bevonden voor het werk wat hij zou moeten doen en ook overigens niet gebleken was dat hij daarvoor voldoende gezond was. [eiser] heeft niet duidelijk gemaakt waarom hij toch geschikt was voor de functie bij de DIMAS, dan wel waarom hij daarvan mocht uitgaan. Alles bijeengenomen is daarom in kort geding voldoende aannemelijk dat het besluit van de ministerraad van 8 augustus 2017 het gevolg is van ‘afscheidsbeleid’ en/of politiek favoritisme dat in strijd komt met de openbare orde. [6]
4.8
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat het salaris van [eiser] conform de salarisstrook daadwerkelijk is uitbetaald tot 31 oktober 2017 nu onvoldoende van het tegendeel gebleken is. De vordering wordt daarom afgewezen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [eiser] de proceskosten van Land Aruba moeten vergoeden. Land Aruba procedeert echter doormiddel van een jurist van DWJZ zodat hij geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser]/in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Land Aruba worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 31 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.pleitnota onder 8
2.Partijen gaan kennelijk ervanuit dat de regeerperiode van het kabinet Eman II toen is geëindigd, niettegenstaande de omstandigheid dat het kabinet Wever-Croes op 17 november 2017 werd ingezworen.
3.Nu ook Land Aruba ervan uit gaat dat de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2017 expireerde zijn partijen het er dus in ieder geval over eens dat aan de arbeidsovereenkomst op 27 oktober 2017 geen einde kwam.
4.Dat is niet overgelegd maar wordt door eiser niet gemotiveerd weersproken.
5.De brief is ook niet overgelegd door eiser maar Land Aruba.
6.Vergelijk Gemeenschappelijk Hof ACS BES, 18 oktober 2011, ECLI:NL:OGHACMB:2011:BU3565, NJF 2011, 519 en 17 januari 2012, ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY0947, NJF 2012, 497.