ECLI:NL:OGEAA:2018:833

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
361 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging gevangenisstraf voor invoer van marihuana en uitvoer van cocaïne

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 november 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van marihuana en het uitvoeren van cocaïne. Tijdens de openbare terechtzittingen op 27 juli en 2 november 2018, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.F.K.J. Lejuez, heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van dertig maanden geëist. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van 2892,6 gram marihuana en de uitvoer van 1127,0 gram cocaïne. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarbij rekening is gehouden met het feit dat hij niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld. Het Gerecht heeft ook de teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De uitspraak is gedaan op basis van de Landsverordening verdovende middelen en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/03503
Zaaknummer: 361 van 2018
Uitspraak: 16 november 2018 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2018 en 2 november 2018. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Zaak Twelve

1.
hij op of omstreeks 3 april 2018 in Aruba opzettelijk (ongeveer) 2892,6 gram marihuana, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, heeft ingevoerd als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 4 jo artikel 11 van de Landsverordening verdovende middelen)

Zaak Eleven (Sequel)

2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (ongeveer) 1.127,0 gram cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, heeft uitgevoerd als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Landsverordening verdovende middelen en/of heeft vervoerd, in elk geval in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:

Zaak Twelve

1.
hij op
of omstreeks3 april 2018 in Aruba opzettelijk
(ongeveer)2892,6 gram marihuana,
althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I,heeft ingevoerd
als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad;

Zaak Eleven (Sequel)

2.
hij op
of omstreeks1 oktober 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk
(ongeveer)1.127,0 gram cocaïne,
zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld,heeft uitgevoerd
als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Landsverordening verdovende middelen en/of heeft vervoerd, in elk geval in bezit en/of aanwezig heeft gehad.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, aanhef en onder A, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening verdovende middelen.
2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder A, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid (2.892,6 gram) hennep. Deze bevond zich in zijn koffer en was verpakt in dozen gewikkeld in cadeaupapier.
Voorts heeft hij, samen met zijn mededaders, een grote hoeveelheid (1.1270 gram) cocaïne uitgevoerd. De verdachte heeft daarbij een koerier voor de uitvoer van dit verdovend middel geregeld, heeft als contactpersoon voor deze koerier gefungeerd en zou, indien de cocaïne werd uitgevoerd en op de plaats van bestemming aankwam, voor zijn aandeel geld ontvangen alsmede zou hij het aandeel van zijn mededaders aan hen uitbetalen.
Cocaïne en hennep zijn een voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien. Drugshandel gaat immers vaak gepaard met geweldcriminaliteit en leidt tot vele vormen van criminaliteit bij de verslaafden. De verdachte heeft middels zijn gedraging een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De raadsman van de verdachte heeft gemotiveerd verzocht om de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen.
Aan het strafdossier van de verdachte is het strafdossier van de mededaders [mededader 1] en [mededader 2], gevoegd. Uit de dossiers en het verhandelde ter terechtzitting kan het volgende worden geconcludeerd. [mededader 1] is op de luchthaven van Aruba aangehouden terwijl zij de cocaïne uitvoerde. [mededader 1] werd in [land X] door de verdachte geronseld om de cocaïne van Aruba naar [land X] te smokkelen en de verdachte was haar contactpersoon (in Aruba). [mededader 2] heeft voor de cocaïne gezorgd en heeft deze cocaïne in Aruba aan [mededader 1] overhandigd. De verdachte zou, indien [mededader 1] met de verdovende middelen in [land X] zou zijn aangekomen, haar op de luchthaven ophalen. Het geld dat hij voor dit karwei van de opdrachtgever zou ontvangen, zou hij tussen hem en zijn mededaders hebben verdeeld.
Het Gerecht is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachtes rol, zijnde die van ronselaar van en contactpersoon voor [mededader 1] alsmede het zijn van tussenpersoon, op vergelijkbaar niveau staat als die van [mededader 2], zijnde de leverancier van de cocaïne.
De mededaders zijn reeds onherroepelijk veroordeeld voor dit feit, het medeplegen van uitvoer van de cocaïne. [mededader 2] is veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf, waarbij rekening is gehouden met het feit dat hij reeds eerder, meermalen, is veroordeeld geweest voor drugsfeiten.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 20 maanden een passende en geboden straf is voor de verdachte. Bij het bepalen van die straf houdt het Gerecht rekening met het feit dat de verdachte, anders dan [mededader 2], niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Ook houdt het Gerecht er rekening mee dat bij de verdachte een extra feit (invoer van hennep) bewezen is verklaard.
De verdachte zal dan ook tot de hiervoor genoemde straf worden veroordeeld.

In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De US$ 484,- en CAD$ 215,- behoren toe aan de verdachte. Het Gerecht zal de teruggave daarvan aan de verdachte gelasten, nu de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
De verdachte heeft tegenover de politie afstand gedaan van de inbeslaggenomen hennep. Ten aanzien daarvan zal dan ook geen beslissing volgen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
twintig (20) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave van US$ 484,- en CAD$ 215,- aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mr. E.M.J. Jandroep, zittingsgriffier, en op 16 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: