ECLI:NL:OGEAA:2018:832

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
AUA201800277 AR
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst onroerend goed op huurgrond en juridische complicaties

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser [EISER] een vordering ingesteld tegen gedaagde [GEDAAGDE] met betrekking tot een vermeende koopovereenkomst voor een perceel grond. De procedure begon met een verzoekschrift en omvatte verschillende conclusies en een comparitie na antwoord. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 1 maart 1952 is er een huurovereenkomst aangegaan door [OVERLEDENE] met het Land Aruba voor een perceel grond. Sinds 2007 huurt [EISER] de woning van de erven van [OVERLEDENE]. Gedaagde heeft aangifte gedaan van valsheid in geschrifte tegen een huurster, wat de context van de zaak verder compliceert.

[EISER] vordert dat de rechtbank verklaart dat er sinds augustus 2013 een koopovereenkomst bestaat tussen hem en [GEDAAGDE], en dat [GEDAAGDE] wordt verboden het perceel te verkopen aan een derde. Gedaagde voert verweer en ontkent de totstandkoming van een koopovereenkomst. De rechter heeft de vraag te beoordelen of er daadwerkelijk een koopovereenkomst tot stand is gekomen.

De rechter concludeert dat, hoewel [GEDAAGDE] ontkent dat er een koopovereenkomst is gesloten, er voldoende bewijs is in de vorm van verklaringen van getuigen die suggereren dat er mondelinge afspraken zijn gemaakt. Echter, er zijn juridische complicaties, zoals het feit dat het huis op huurgrond staat en het Land de eigenaar is van de grond. Dit betekent dat [GEDAAGDE] niet bevoegd was om het huis te verkopen. Bovendien is het huis onderdeel van een nalatenschap en is er geen toestemming van de overige erven voor de verkoop. De rechter wijst de vordering van [EISER] af en veroordeelt hem in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis van 16 januari 2018
Behorend bij AUA201800277 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: [EISER],
gemachtigde: de advocaat mr. M.O. Lopez,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [GEDAAGDE],
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie na antwoord op 28 mei 2018;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 1 maart 1952 is [OVERLEDENE], geboren op [geboortedatum], een huurovereenkomst aangegaan met het Land Aruba ter zake een perceel grond met registernummer 16540.
2.2
Sinds 2007 huurt [EISER] de woning gelegen te [ADRES] van de erven van [OVERLEDENE].
2.3
Bij beschikking van 19 april 2017 heeft de Huurcommissie de maximale huurprijs vastgesteld op Afl. 470,00 per maand.
2.4 [
GEDAAGDE] heeft op 5 december 2017 aangifte gedaan van valsheid in geschrifte tegen [HUURSTER]. Uit het proces-verbaal van aangifte volg dat [GEDAAGDE] van mening is dat [HUURSTER] zijn handtekening heeft vervalst op een brief aan de voormalige minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu, [NAAM X MINISTER], waarin [GEDAAGDE] verzocht heeft om het door hem gehuurde perceel 500m2 aan [HUURSTER] in erfpacht uit te geven. [GEDAAGDE] betwist de handtekening onder deze brief.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
EISER] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat tussen [GEDAAGDE] en [EISER] sinds augustus 2013 een koopovereenkomst bestaat;
2. [ GEDAAGDE] te verbieden het perceel [ADRES] te verkopen aan een derde;
3. [ GEDAAGDE] te veroordelen om binnen 3 dagen na heden mee te werken aan de akte van levering, op straffe van een dwangsom dan wel te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de vereiste medewerking door [GEDAAGDE], kosten rechtens.
3.2 [
GEDAAGDE] voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen ten aanzien van het onroerend goed gelegen aan de [ADRES] te Aruba.
4.2 [
EISER] stelt dat [GEDAAGDE] omstreeks augustus 2013 het perceel te [ADRES] aan hem te koop heeft aangeboden. Volgens [EISER] volgt dit uit de verklaring van [NAAM INGENIEUR], waarin hij verklaart dat [GEDAAGDE] hem begin september 2013 verzocht heeft om voor hem op te nemen en te waarderen het op huurgrond gebouwde woonhuis gelegen te [ADRES] in Aruba. Op 9 september 2013 heeft [NAAM INGENIEUR], hierna [NAAM INGENIEUR], [GEDAAGDE] het taxatierapport overhandigd, waarin de vrije marktwaarde is bepaald op Afl .29.600,00. Begin oktober 2013 vertelde de heer [GEDAAGDE] [NAAM INGENIEUR] dat hij het perceel gelegen te [ADRES] verkocht had aan
de huurster [HUURSTER]voor Afl. 30.000,00. Tevens had [GEDAAGDE] hem verzocht om een verzoek voor hem op te stellen en te richten aan de Minister van Integratie Infrastructuur en Planning om de huur te verminderen en in erfpacht uit te geven aan
[HUURSTER].
4.3 [
EISER] beroept zich tevens op een schriftelijke verklaring van [BUURVROUW], hierna te noemen [BUURVROUW] (productie IV bij verzoekschrift). Hierin is te lezen dat zij in de periode 2003 tot 2016 woonde op de [ADRES 2] in trailer nummer 3 en [HUURSTER] en haar man [EISER] kende, omdat zij op nummer 14-A woonden. In oktober 2013 heeft zij van
[HUURSTER]vernomen
dat [GEDAAGDE] het huis aan haarhad verkocht voor Afl. 30.000,00. Ook heeft zij verteld dat [GEDAAGDE] een brief had gestuurd aan DIP met het verzoek
om de huurgrond ten behoeve van [HUURSTER] om te zetten in erfpacht.
4.4
Hoewel [GEDAAGDE] ontkent dat hij een koopovereenkomst heeft gesloten, kan op basis van de schriftelijke verklaringen van [NAAM INGENIEUR] en [BUURVROUW] worden afgeleid dat [GEDAAGDE] en
[HUURSTER]gesproken hebben over de koop van het huis, dat [HUURSTER] van [GEDAAGDE] (althans de erven van zijn overleden vader) huurde. Hoewel [GEDAAGDE] de betrouwbaarheid van deze verklaring in twijfel trekt, ziet het gerecht geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Het lag op de weg van [GEDAAGDE] om uit te leggen waarom de verklaring van zowel [NAAM INGENIEUR] als [BUURVROUW] onjuist zouden zijn. Nu hij dat niet, althans onvoldoende feitelijk onderbouwd heeft gedaan, gaat het gerecht ervan uit dat tussen
[HUURSTER]en [GEDAAGDE] mondeling een koopovereenkomst is gesloten, waarbij
[HUURSTER]het huurhuis voor fl. 30.000,00 heeft gekocht van [GEDAAGDE].
4.5
Bij de totstandkoming van deze koopovereenkomst hebben partijen geen rekening gehouden met een aantal juridische complicaties. Op de eerste plaats is het huis gebouwd op huurgrond. Het Land is de eigenaar van de grond. Ingevolge het bepaalde in artikel 5:20 sub e BW bevat de eigendom van de grond tevens gebouwen en werken die duurzaam met de grond verenigd zijn. Dit heeft tot gevolg dat het Land door natrekking eigenaar is van het onroerend goed. Dit heeft tot gevolg dat [GEDAAGDE] niet bevoegd was het huis te verkopen. Op de tweede plaats is het huis onderdeel van een nalatenschap en is gesteld noch gebleken dat de overige erven hebben ingestemd met de verkoop. Op de derde plaats volgt uit het hiervoor uiteen gezette feitencomplex dat [GEDAAGDE] een koopovereenkomst – wat hier verder ook van zij - heeft gesloten met [HUURSTER] en niet met [EISER]. Het enkele feit dat [HUURSTER] gehuwd is met [EISER] maakt hem echter nog geen contractspartij. Dit heeft tot gevolg dat [EISER] niet bevoegd is nakoming te vragen, noch afgezien van de hiervoor vermelde juridische complicaties.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat de vordering afgewezen wordt.
4.7 [
EISER] wordt nu hij in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [EISER] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [GEDAAGDE] begroot worden op Afl. 2.500,00 aan salaris van de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.