ECLI:NL:OGEAA:2018:83

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
A.R. no. 2101 van 2016 / AUA201600777
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure inzake schuldbekentenis en nalatenschap met verweer van gedaagden

In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.M.R.F. Scheper, een vordering ingesteld tegen gedaagden, die dochters zijn van de overleden erflater. De zaak betreft een schuldbekentenis die de erflater heeft ondertekend, waarin hij erkent Afl. 60.000,- geleend te hebben van eiseres voor de bouw van appartementen. Eiseres vordert betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, omdat gedaagden niet hebben voldaan aan hun verplichtingen na het overlijden van erflater.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 26 augustus 2016 werd ingediend. Gedaagde sub 1 heeft verweer gevoerd, waarbij zij stelt dat erflater nooit heeft aangegeven geld van eiseres te hebben geleend en dat hij onder druk zou zijn gezet om de schuldbekentenis te ondertekenen. Gedaagde sub 1 biedt aan om Afl. 30.000,- te betalen, maar dit wordt door eiseres afgewezen. Gedaagde sub 2 is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

De rechter heeft vastgesteld dat de schuldbekentenis geldig is en dat de schuld opeisbaar is geworden door het overlijden van erflater. Gedaagden hebben de erfenis aanvaard en zijn verantwoordelijk voor de schulden van de nalatenschap. De rechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagden veroordeeld tot betaling van het geleende bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 31 januari 2018 door mr. M. Schoemaker.

Uitspraak

Vonnis van 31 januari 2018
Behorend bij A.R. no. 2101 van 2016 / AUA201600777
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
Eiseres,
wonende te Aruba,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.M.R.F. Scheper,
tegen:

1.Gedaagde 1,

2.
Gedaagde 2,
beiden wonende te Verenigde Staten van Noord Amerika,
gedaagden,
gedaagde sub 1 procedeert in persoon,
gedaagde sub 2 is niet verschenen.

1. DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 26 augustus 2016,
- de conclusie van antwoord zijdens gedaagde sub 1,
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek zijdens gedaagde sub 1,
- de akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

Als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende betwist staan tussen partijen de volgende feiten vast:
2.1
Eiseres was onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met wijlen [Naam X]. Laatstgenoemde (hierna: erflater) is op 9 augustus 2011 overleden. Gedaagden zijn uit een eerder huwelijk van erflater geboren dochters van erflater.
2.2
Erflater heeft bij testament van 18 februari 1988 gedaagden als zijn enige erfgenamen benoemd.
2.3 [
Naam Y] is een dochter van eiseres en erflater. Zij maakt aanspraak op haar legitieme portie in de nalatenschap van erflater.
2.4
Erflater heeft in een op 26 juli 2011 ondertekende schuldbekentenis erkend dat hij een bedrag van Afl. 60.000,- heeft geleend van eiseres voor de bouw van twee appartementen op het terrein van zijn woning gelegen te [adres] te Aruba. Erflater heeft zich daarbij verbonden het geleende geldbedrag terug te betalen. Eiseres en erflater zijn in de schuldbekentenis overeengekomen dat de schuld onmiddellijk opeisbaar wordt (onder meer) in geval van overlijden van erflater.
2.5
Gedaagden gaven bij brief van 12 april 2016 aan eiseres te kennen dat zij voornemens waren de woning te [adres] te gaan verkopen. Deze woning was eigendom van erflater.
2.6
Eiseres heeft gedaagden bij brief van 17 mei 2016 gesommeerd om voornoemd bedrag van Afl. 60.000,- binnen een maand te voldoen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen zijn aangezegd. Gedaagden zijn niet tot betaling overgegaan.
2.7
Eiseres heeft na daartoe bekomen verlof op 9 augustus 2016 conservatoir beslag doen leggen op voornoemde woning.

3.DE VORDERING EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden veroordeelt om aan eiseres tegen behoorlijke kwijting te voldoen het bedrag van Afl. 60.000,- vermeerderd met de beslagkosten en de wettelijke rente vanaf 17 mei 2016, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2
Gedaagde sub 1 heeft verweer gevoerd en daartoe het volgende gesteld. Erflater heeft haar nooit verteld dat hij geld had geleend van eiseres. Gedaagde sub 1 had een goede band met erflater en erflater zou het haar hebben verteld als hij gelden had geleend. Op de een of andere manier is erflater een maand voordat hij overleed onder druk gezet of gemanipuleerd om bepaalde leningsdocumenten te ondertekenen. Gedaagde sub 1 weet niet wat zijn conditie toen was. Indien zijn huisarts heeft verklaard dat hij in staat was om die documenten te ondertekenen, dan is er sprake geweest van belangenverstrengeling, omdat de huisarts bevriend was met zowel erflater als eiseres. Gedaagde sub 1 heeft verder gesteld dat gedaagden bereid zijn om een bedrag van Afl. 30.000,- te betalen. Eiseres is na het overlijden van erflater in de woning blijven wonen en heeft huur geïncasseerd zonder dit door te betalen aan gedaagden.
3.3
Op de stellingen van partijen zal in het hiernavolgende, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
De door gedaagde sub 1 (via fax) overgelegde conclusies van antwoord en dupliek zijn niet ondertekend. Nu uit een wel ondertekende brief van 2 november 2016 blijkt dat gedaagde sub 1 het verzoekschrift heeft ontvangen en eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijze van indiening van bedoelde stukken, worden de conclusies van antwoord en dupliek als ingediend beschouwd. Voor zover gedaagde sub 1 heeft bedoeld de conclusie van dupliek mede namens gedaagde sub 2 in te dienen, overweegt het gerecht dat dit stuk niet geacht kan worden te zijn ingediend door gedaagde sub 2, omdat een toereikende volmacht niet is overgelegd.
4.2
Gedaagde sub 2 heeft geen verweer gevoerd. Gedaagde sub 1 heeft niet betwist dat erflater de schuldbekentenis heeft ondertekend. Eiseres heeft aan de hand van deze schuldbekentenis genoegzaam bewezen dat er sprake is geweest van een geldlening. Uit de schuldbekentenis vloeit voorts voort dat de schuld door het overlijden van erflater opeisbaar is geworden. Voor zover gedaagde nog bedoeld heeft aan te voeren dat er sprake is geweest van een wilsgebrek aan de zijde van erflater bij het ondertekenen van de schuldbekentenis, dan geldt dat zij onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen ter onderbouwing van dit verweer. Hetzelfde geldt voor een eventueel verrekeningsverweer ten aanzien van het gebruik van de woning en de geïncasseerde huurpenningen sinds het overlijden van erflater.
4.3
Uit de niet betwiste stellingen van eiseres leidt het gerecht af dat gedaagden de erfenis van erflater hebben aanvaard. Zij zijn persoonlijk tot de betaling van de schulden van de nalatenschap ieder naarmate van de hoegrootheid van hun erfdeel gehouden. De vordering zal derhalve in na te noemen zin worden toegewezen.
4.3
Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij dienen gedaagden veroordeeld te worden in de proceskosten die aan de zijde van eiseres zijn gevallen. Deze kosten worden ten aanzien van beide gedaagden begroot als volgt:
- Afl. 750,00 aan griffiegeld,
- Afl. 405,25 beslagkosten,
- Afl. 1.500,- aan gemachtigdensalaris (1 punt bij tarief 6 van het liquidatietarief).
Gedaagde sub 1 dient voorts te voldoen:
- Afl. 205,10 aan oproepingskosten,
- Afl. 193,10 aan betekeningskosten van het beslag,
- Afl. 1.500,- aan gemachtigdensalaris voor de conclusie van repliek (1 punt bij tarief 6 van het liquidatietarief).
Gedaagde sub 2 dient voorts te voldoen:
- Afl. 205,10 aan oproepingskosten
- Afl. 193,10 aan betekeningskosten van het beslag,
- Afl. 458,80 aan oproepingskosten (wederoproeping).

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
veroordeelt gedaagden om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting, ieder naarmate van de hoegrootheid van hun erfdeel, te betalen het bedrag van Afl. 60.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt gedaagden in de proceskosten gevallen aan de zijde van eiseres, tot op heden begroot op Afl. 750,00 aan griffiegeld, Afl. 405,25 aan beslagkosten en Afl.1.500,00 aan gemachtigdensalaris (gedaagden gezamenlijk), alsmede begroot op Afl. 1.898,20 (gedaagde sub 1) en Afl. 857,- (gedaagde sub 2).
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 31 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.