ECLI:NL:OGEAA:2018:828

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
AUA201803122
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende arbeidsmarkttoetreding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan op een verzoek van een verzoekster, die een negatieve verklaring tot toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt had ontvangen van de Minister van Sociale Zaken en Arbeid. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, had op 3 oktober 2018 bezwaar gemaakt tegen deze negatieve verklaring en verzocht om een voorlopige voorziening op grond van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de brief van de verweerder geen rechtsgevolg heeft, omdat er geen wettelijk voorschrift is dat aan dergelijke brieven rechtsgevolg verbindt. De uitvoerende dienst (DIMAS) kan in de praktijk weliswaar de opvatting van de verweerder volgen, maar dit doet niets af aan het adviserende karakter van de brief. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek af. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 29 oktober 2018
Lar nr. AUA201803122

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Naam Verzoekster],

verblijvende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN ARBEID,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 24 augustus 2018 heeft verweerder - kort samengevat - aan verzoeker een negatieve verklaring tot toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt afgegeven ten behoeve van [naam belanghebbende] voor de functie van veehouder.
Tegen deze brief heeft verzoekster op 3 oktober 2018 een bezwaarschrift ingediend.
Op 3 oktober 2018 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 oktober 2018. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 7, zesde lid, van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (Ltuv) kunnen aan een vergunning tot tijdelijk verblijf voorwaarden worden verbonden in het algemeen belang. Aan de vergunning worden bovendien, gehoord de minister belast met arbeid, voorwaarden verbonden ten aanzien van het uitoefenen van een bepaald beroep of bedrijf, respectievelijk het in dienst zijn van een bepaalde werkgever en in een bepaalde functie. Bij regeling van de minister belast met arbeid, kunnen beroepen en functies worden aangewezen, die niet in aanmerking komen om vervuld te worden door personen ten aanzien van wie om afgifte van een vergunning tot tijdelijk verblijf is verzocht.
Feiten
2. Bij brief van 24 augustus 2018 gericht aan verzoekster verklaart verweerder het volgende:
“Hiermede wordt verklaard dat u op
8 maart 2018een vacaturemelding bij de afdeling Arbeidsbemiddeling en Re-integratie van het Departamento di Progreso Laboral (DPL) heeft geplaatst voor de functie van
veehouder.
Reden(en) van bezwaar:
Een verklaring van geen bezwaar wordt niet afgegeven indien het een functie betreft waarvoor het onaannemelijk is dat er geen lokaal aanbod voorhanden is, ongeacht het feit of bemiddeling door het DPL al dan niet sollicitanten heeft opgeleverd. De werkgever dient zich op deugdelijke wijze in te spannen en op de lokale arbeidsmarkt te zoeken naar geschikte lokale arbeidskrachten.
Reden waarom bezwaar bestaat tegen toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt van
[naam belanghebbende], geboren op
[geboortedatum] 1974te
[geboorteplaats].”
Standpunten van partijen
3.1
Verzoekster voert aan dat de onder 2 genoemde brief een beschikking is in de zin van de Lar, daar de beslissing rechtsgevolg heeft omdat het verzoekster onmogelijk wordt gemaakt om een werk- en verblijfsvergunning bij de Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) in te dienen aangezien de DIMAS dit als een vereiste stelt voor het indienen van een verzoek. Verzoekster beschikt thans na veel zoeken over een kracht die klaar staat om te functie te vervullen en die aan de eisen voldoet. Indien verzoekster moet wachten op de maandenlange bezwaar- en beroepsprocedure is de kandidaat allang afgehaakt, aldus verzoekster.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de onder 2 genoemde brief geen beschikking is in de zin van de Lar.
Beoordeling
4.1
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbeert de onder punt 2 genoemde brief van verweerder van 24 augustus 2018 rechtsgevolg. Niet is gebleken van het bestaan van een wettelijk voorschrift dat aan brieven als de onderhavige enig rechtsgevolg verbindt. Met deze brief en de daaraan ten grondslag liggende aanvraagprocedure bij DPL is kennelijk beoogd vorm te geven aan de in artikel 7, zesde lid, van de Ltuv neergelegde verplichting van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie om bij zijn besluitvorming omtrent de verlening van vergunningen tot tijdelijk verblijf met het oog op het verrichten van arbeid, zijn collega van Sociale Zaken en Arbeid (verweerder) te raadplegen. Aan het door laatstgenoemde gegeven advies is de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie bij zijn besluitvorming echter geenszins gebonden. Dat de uitvoerende dienst (DIMAS), belast met het in behandeling nemen en afhandelen van aanvragen om verblijfsvergunning, in de praktijk wellicht doorslaggevend gewicht toekent aan de opvatting van verweerder, doet aan het adviserende karakter van de brief niet af. De vraag of de opvatting van verweerder, zoals deze blijkt uit zijn brief, terecht grond is voor het afwijzen (of zelfs niet in behandeling nemen) van een vergunningaanvraag, kan op grond van de Lar aan de orde worden gesteld in de procedure, gericht tegen de beschikking van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie tot afwijzing dan wel niet-inbehandelingneming van de aanvraag.
4.2
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat tegen onder punt 2 genoemde brief van 24 augustus 2018 geen voorziening op grond van de Lar openstaat. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.