ECLI:NL:OGEAA:2018:821

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
AUA201702805
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake tijdelijke werk- en verblijfsvergunning

In deze zaak heeft appellante, verblijvend in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om een tijdelijke werk- en verblijfsvergunning door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De minister had op 30 juni 2017 het verzoek afgewezen, waarna appellante op 26 juli 2017 bezwaar maakte. Tegen het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar heeft appellante op 19 oktober 2017 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Op 26 februari 2018 werd alsnog de door appellante verzochte vergunning verleend.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2018 heeft het gerecht vastgesteld dat appellante te kennen had gegeven dat de vergunning was verleend en dat er geen belang meer bestond bij het beoordelen van het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. Het gerecht oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat het belang aan het beroep was komen te ontvallen. Tevens werd gelast dat het betaalde griffierecht aan appellante werd teruggegeven, conform artikel 30, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).

De rechter, mr. A.J.H. van Suilen, heeft de beslissing op de openbare terechtzitting uitgesproken en beide partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Het hogerberoepschrift dient bij de griffie van het Gerecht ingediend te worden, met inachtneming van de vereiste griffierechten.

Uitspraak

Uitspraak van 29 oktober 2018
AUA201702805

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellante],

verblijvend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 30 juni 2017 heeft verweerder het verzoek van appellante om verlening van een tijdelijke werk- en verblijfsvergunning, afgewezen.
Daartegen heeft appellante op 26 juli 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het aldus gemaakte bezwaar heeft appellante op 19 oktober 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Op 26 februari 2018 is bij beslissing op bezwaar alsnog de door appellante verzochte vergunning verleend.
Op 22 maart 2018 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. In het verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat de bestreden beschikking van 30 juni 2017 is heroverwogen en dat er inmiddels een positieve beslissing is genomen op het verzoek van appellante. Bij brief van 7 september 2018 heeft appellante te kennen gegeven dat aan haar de vergunning, zoals verzocht, is verleend en dat de zaak geen doorgang hoeft te vinden. Het gerecht overweegt dat onder deze omstandigheden geen belang bestaat bij het beoordelen van het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellante gericht tegen de beschikking van 30 juni 2017 en is het belang aan het beroep komen te ontvallen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2. Bij voornoemde brief heeft appellante verzocht om teruggave van het door appellante betaalde griffierecht. Het gerecht overweegt dat met de honorering van het verzoek van appellante de in beroep bestreden fictieve afwijzende beschikking door verweerder ten voordele van appellante ingetrokken dan wel gewijzigd dient te worden geacht. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding te gelasten dat het betaalde griffierecht wordt teruggegeven (artikel 30, tweede lid, van de Lar).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- gelast teruggave aan appellante van het door haar aan griffierecht betaalde bedrag van Afl. 25.
Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 29 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.