ECLI:NL:OGEAA:2018:820
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 3 december 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoekster die een verblijfsvergunning tot tijdelijk verblijf met als doel arbeid in loondienst wilde aanvragen. De verzoekster, geboren op 5 juni 1982 in Venezuela, was op 30 maart 2018 samen met haar dochter Aruba binnengekomen. De dochter, geboren op 13 augustus 2016, heeft de Nederlandse nationaliteit en wordt gezamenlijk door verzoekster en de vader, Chesley Theron Wong, verzorgd.
De verzoekster had eerder een aanvraag voor een eerste vergunning tot tijdelijk verblijf ingediend, maar deze was op 18 oktober 2018 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de verzoekster op 30 oktober 2018 een bezwaarschrift ingediend en een verzoekschrift ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) ingediend bij het gerecht.
Tijdens de zitting op 19 november 2018 werd besproken dat de verzoekster mogelijk een verblijfsvergunning kan aanvragen, en dat er geen dreiging van illegaliteit of aanhouding is. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet voldoende spoedeisend belang had aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, en dat de vraag of de afwijzing van de vergunning op goede gronden was, in de bodemprocedure beantwoord moest worden. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.