ECLI:NL:OGEAA:2018:810

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
AUA201801609
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatig ontslag en kennelijk onredelijk ontslag in arbeidsrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Kock, een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap Surveying Unlimited Aruba N.V. (SUA), vertegenwoordigd door advocaat mr. S.O.R.’G. Faarup. De procedure betreft een geschil over een ontslag op staande voet dat aan verzoekster is verleend op 8 maart 2018. Verzoekster stelt dat het ontslag kennelijk onredelijk en onregelmatig is, en vraagt om een verklaring voor recht en een schadevergoeding van Afl. 31.959,08.

De feiten van de zaak tonen aan dat verzoekster op 5 juli 2001 in dienst trad bij SUA en dat hij op 15 maart 2018 op de hoogte werd gesteld van zijn ontslag. SUA stelt dat verzoekster op 8 maart 2018 niet op het werk is verschenen zonder geldige reden, terwijl verzoekster aanvoert dat hij op 7 maart 2018 telefonisch is ontslagen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet van 8 maart 2018 geen dringende reden heeft en dus nietig is. Echter, verzoekster heeft op 7 maart 2018 een dringende reden gegeven voor een ontslag op staande voet, waardoor het ontslag niet kennelijk onredelijk is, maar wel onregelmatig.

Het Gerecht heeft verzoekster toestemming verleend om kosteloos te procederen en SUA veroordeeld tot betaling van Afl. 10.599,80 bruto aan verzoekster, met de bepaling dat de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken op 11 december 2018.

Uitspraak

Beschikking van 11 december 2018
Behorend bij E.J. nr. AUA201801609
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Aruba,
verzoekster, hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
SURVEYING UNLIMITED ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster, hierna te noemen: SUA,
gemachtigde: de advocaat mr. S.O.R.’G. Faarup.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 6 juni 2018;
  • het verweerschrift, overgelegd op 4 september 2018;
  • de producties aan de zijde van beide partijen, ingediend op 29 oktober 2018;
  • de pleitnota van mr. D.G. Kock, overgelegd ter zitting van 30 oktober 2018;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 30 oktober 2018.
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1 [
[verzoekster] is op 5 juli 2001 in dienst getreden bij SUA tegen een bruto maandsalaris van laatstelijk Afl. 2.649,95.
2.2
Bij brief van 15 maart 2018 is aan [verzoekster] meegedeeld dat hij per 8 maart 2018 op staande voet is ontslagen, omdat [verzoekster] tegen instructies en zonder geldige reden op 8 maart 2018 niet op het werk is verschenen.
2.3
Uit het rapport van de Directie Arbeid van 19 april 2018 volgt dat [verzoekster] op 7 maart 2018 is ontslagen, omdat hij zijn werkplek had verlaten zonder toestemming te vragen en/of SUA niet op de hoogte te stellen van zijn afwezigheid.
2.4
In dit rapport is voorts te lezen:

Opmerking ambtenaar
Gedurende het gesprek met [naam directrice] bij consulent op kantoor, werd zij opgebeld door haar kantoor met het bericht dat betrokkene op kantoor is. [naam directrice] reageerde nogal fel en in bijzijn van consulent is betrokkene telefonisch ontslagen.’
2.5
Sinds 1 augustus 2018 is [verzoekster] weer werkzaam bij een ander bedrijf.

3.HET VERZOEK

3.1 [
[verzoekster], verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
hem toe te staan in deze procedure kosteloos te mogen procederen;
te verklaren voor recht dat het door SUA verleende ontslag kennelijk onredelijk tevens onregelmatig is;
SUA te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] het bedrag van Afl. 31.959,08;
SUA te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
SUA voert gemotiveerd verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt

4.DE BEOORDELING

4.1
Voorop wordt gesteld dat een terecht gegeven ontslag op staande voet nimmer kennelijk onredelijk dan wel onregelmatig kan zijn.
4.2 [
[verzoekster] heeft gesteld dat hij op 7 maart 2018 naar de Directie Arbeid was gegaan om over een waarschuwing die hij die dag had ontvangen, te klagen. Na afloop is [verzoekster] terug gegaan naar zijn werk, waar hij vervolgens (telefonisch) door [naam directrice] op staande voet werd ontslagen.
4.3
SUA heeft aangevoerd dat [verzoekster] zonder geldige reden niet is komen opdagen op 8 maart 2018. [verzoekster] had op 7 maart 2018 aan de directrice doorgegeven dat hij zich arbeidsongeschikt zou gaan melden vanwege beenklachten, terwijl de directrice hem uitdrukkelijk had meegedeeld dat hij op 8 maart 2018 verwacht wordt op het werk te verschijnen. Daarna heeft [verzoekster] het kantoor verlaten zonder enige mededeling of toestemming. [verzoekster] is op 8 maart 2018 niet op het werk verschenen en heeft zich ook niet ziek gemeld, waardoor zijn handelen als werkweigering wordt aangemerkt. Dit heeft tot het ontslag op staande voet geleid. Dit alles aldus SUA.
4.4
De stelling van [verzoekster] dat hij al op 7 maart 2018 op staande voet is ontslagen wordt ondersteund door de medewerker Directie Arbeid. Uit het rapport volgt dat [verzoekster] die dag ontslagen is omdat hij zijn werkplek had verlaten zonder toestemming te vragen en/of SUA niet op de hoogte had gesteld van zijn afwezigheid. Naar het oordeel van het gerecht levert het zonder toestemming van de werkgever verlaten van het werk in beginsel een dringende reden op voor een ontslag op staande voet. Een werkgever heeft er immers belang bij te weten waar zijn werknemers onder werktijd zijn.
4.5
Vast staat dat SUA eerst op 15 maart 2018 aan [verzoekster] een ontslagbrief heeft gestuurd, waarin zij stelt dat zij [verzoekster] op
8maart 2018 op staande voet heeft ontslagen, omdat hij die dag niet op zijn werk is verschenen. Hieruit volgt dat SUA [verzoekster] niet op 7 maart 2018 op staande voet heeft ontslagen. De stellingen van SUA stroken evenwel niet met de bevindingen van Directie Arbeid. Wat hier verder ook van zij, nu SUA [verzoekster] op 7 maart 2018 telefonisch te kennen heeft gegeven dat hij ontslagen was, kon van [verzoekster] niet verwacht worden dat hij op 8 maart 2018 weer op zijn werk verscheen. Dit heeft tot gevolg dat de in de brief van 15 maart 2018 vermelde reden – te weten het op 8 maart 2018 niet op het werk verschijnen – géén dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert. Nu het ontslag op staande voet van
8maart 2018 een dringende reden ontbeert is het in beginsel nietig.
4.6 [
[verzoekster] heeft evenwel besloten om te berusten in dit ontslag. Aldus resteert de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is. Hoewel het ontslag op staande voet van 8 maart 2018 geen stand houdt, heeft [verzoekster] SUA wel op 7 maart 2018 een dringende reden gegeven voor een ontslag op staande voet. In het licht hiervan acht het gerecht het ontslag niet kennelijk onredelijk. Gelet op de verwijtbaarheid van [verzoekster] bestaat er evenmin aanleiding om de gevorderde cessantia-uitkering toe te wijzen. Het ontslag is echter wel onregelmatig. Dit heeft tot gevolg dat het loon over de opzegtermijn toewijsbaar is. De opzegtermijn bedraagt ingevolge het bepaalde in artikel 7A:1615i BW bij een dienstverband van langer dan 15 jaar 4 maanden. Aldus wordt SUA veroordeeld tot betaling van een bedrag ad Afl. 10.599,80 bruto.
4.7
Gelet op het door [verzoekster] overgelegde bewijs van onvermogen van 5 april 2018, zal aan hem toelating worden verleend om kosteloos te procederen.
4.8
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten gecompenseerd worden.

5.DE UITSPRAAK

5.1
verleent [verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2
veroordeelt SUA om aan [verzoekster] een te betalen van Afl. 10.599,80 bruto;
5.3
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken op 11 december 2018 in aanwezigheid van de griffier.