Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift, ingediend op 6 juni 2018;
- het verweerschrift, overgelegd op 4 september 2018;
- de producties aan de zijde van beide partijen, ingediend op 29 oktober 2018;
- de pleitnota van mr. D.G. Kock, overgelegd ter zitting van 30 oktober 2018;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 30 oktober 2018.
2.DE FEITEN
Opmerking ambtenaar
3.HET VERZOEK
4.DE BEOORDELING
8maart 2018 op staande voet heeft ontslagen, omdat hij die dag niet op zijn werk is verschenen. Hieruit volgt dat SUA [verzoekster] niet op 7 maart 2018 op staande voet heeft ontslagen. De stellingen van SUA stroken evenwel niet met de bevindingen van Directie Arbeid. Wat hier verder ook van zij, nu SUA [verzoekster] op 7 maart 2018 telefonisch te kennen heeft gegeven dat hij ontslagen was, kon van [verzoekster] niet verwacht worden dat hij op 8 maart 2018 weer op zijn werk verscheen. Dit heeft tot gevolg dat de in de brief van 15 maart 2018 vermelde reden – te weten het op 8 maart 2018 niet op het werk verschijnen – géén dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert. Nu het ontslag op staande voet van
8maart 2018 een dringende reden ontbeert is het in beginsel nietig.