In deze zaak heeft [verzoeker], geboren op 16 augustus 1966, een verzoek ingediend tegen zijn werkgever, de naamloze vennootschap Felipe Construction & Consultancy N.V., naar aanleiding van zijn ontslag op staande voet op 25 september 2017. [verzoeker] was sinds 9 september 2013 in dienst als timmerman en werd op staande voet ontslagen na een incident waarbij hij een beveiligingsmedewerker van het Water- en Energiebedrijf van Aruba zou hebben geslagen. [verzoeker] betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij slechts had geduwd. Hij verzocht de rechter om te verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk was en om herstel van zijn dienstverband.
De rechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en vastgesteld dat Felipe niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de dringende reden van ontslag. De rechter oordeelde dat de samengestelde dringende reden, bestaande uit duwen en slaan, niet was komen vast te staan. Hierdoor was het ontslag op staande voet nietig. Vervolgens werd de vraag behandeld of het ontslag kennelijk onredelijk was. De rechter concludeerde dat de beëindiging van het dienstverband zonder rechtsgeldige reden kennelijk onredelijk was en kende [verzoeker] een schadevergoeding toe van Afl. 5.000,-. Tevens werd Felipe veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker]. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering bij ontslag op staande voet en de mogelijkheid voor werknemers om zich te beroepen op kennelijke onredelijkheid van het ontslag, zelfs na een eerdere beroep op nietigheid. De rechter heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker], zoals zijn leeftijd en de gevolgen van het ontslag voor zijn positie op de arbeidsmarkt.