ECLI:NL:OGEAA:2018:807

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
AUA201703445
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over loon en arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.G. Dowers-Alders, een verzoek ingediend tegen zijn werkgever, de naamloze vennootschap SAFETY AND RESPONSE SECURITY SERVICES (SRSS) N.V., vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock. De procedure betreft een geschil over de arbeidsvoorwaarden en het recht op loon van verzoeker, die stelt dat hij niet volledig is betaald voor zijn werkzaamheden. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van 26 juni 2018, waarin SRSS werd toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat met verzoeker was overeengekomen dat hij slechts gedeeltelijk zou worden ingezet en betaald voor de gewerkte uren.

Tijdens de procedure zijn getuigen gehoord, waaronder een collega van verzoeker, die bevestigde dat verzoeker geen nachtdiensten wilde draaien en dat dit invloed had op zijn loon. Het Gerecht overweegt dat, hoewel er onduidelijkheid bestaat over wie de Spaanstalige zin op het sollicitatieformulier heeft geplaatst, het niet in geschil is dat verzoeker geen nachtdiensten wilde draaien. Dit heeft geleid tot een lagere werkbelasting en dus ook een lager loon voor verzoeker.

Het Gerecht concludeert dat de arbeidswetgeving van Aruba niet vereist dat een arbeidsovereenkomst voor een volledige werkweek moet zijn. De Arbeidslandsverordening stelt enkel grenzen aan het aantal te verrichten arbeidsuren. Aangezien verzoeker niet heeft aangetoond dat hij minder betaald kreeg voor de uren die hij wel werkte, wordt zijn vordering afgewezen. Het Gerecht wijst het verzoek af en veroordeelt verzoeker in de proceskosten, maar verleent hem gratis admissie op basis van een bewijs van onvermogen.

Uitspraak

Beschikking van 11 december 2018
Behorend bij E.J. AUA201703445
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. P.G. Dowers-Alders
tegen:
de naamloze vennootschap
SAFETY AND RESPONSE SECURITY SERVICES (SRSS) N.V.,
te Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: SRSS,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 26 juni 2018;
- het proces verbaal van getuigenverhoor van 19 september 2018;
- de conclusie na enquête aan de zijde van SRSS;
- de antwoordconclusie na enquête aan de zijde van [verzoeker].
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag een beschikking zou worden gegeven.

2.DE VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL

2.1
Bij beschikking van 26 juni 2018 is SRSS toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat met [verzoeker] is overeengekomen dat zij hem slechts gedeeltelijk zou inzetten en slechts zou betalen voor de uren waarop hij werkte.
2.2
SRSS heeft ter voldoening aan deze bewijsopdracht onder meer de getuige [getuige 1] laten horen, die het sollicitatiegesprek met [verzoeker] heeft gevoerd, mede aan de hand van het sollicitatieformulier. Op dat formulier is aangetekend “no trabago otro ora”. Volgens de getuige is die tekst van [verzoeker] zelf afkomstig. Voor haar was wel duidelijk dat [verzoeker] alleen in de dagdienst wilde werken. Zij heeft tevens verklaard dat zij hem heeft voorgehouden dat hij daarmee geen volledig inkomen zou kunnen halen en dat [verzoeker] dat begreep en daarmee akkoord ging. In de verklaring is ook opgenomen dat het personeel volgens een rooster wordt ingedeeld en dat personeel dat slechts beperkt inzetbaar is (lees: geen nachtdiensten wil draaien) niet aan een volledige werkweek komt.
2.3
Dit laatste onderdeel van de verklaring van [getuige 1] wordt bevestigd door de getuige [getuige 2], een (voormalige) collega van [verzoeker]. Ook hij draaide geen nachtdienst en verdiende daardoor minder. Hij heeft tevens verklaard dat voor [verzoeker] hetzelfde gold.
2.4
Het Gerecht overweegt dat in het midden kan blijven wie de Spaanstalige zin op het sollicitatieformulier heeft geplaatst, nu tussen partijen niet in geschil is dat [verzoeker] geen nachtdiensten wilde draaien en hij dit ook niet heeft gedaan. Uit de getuigenverklaringen is voorts af te leiden dat het personeel van SRSS volgens een rooster werkte dat er in beginsel in voorzag dat iedereen over alle diensten, inclusief de nachtdiensten, werd verdeeld. Uit de verklaring van [getuige 2] en uit de stellingen van [verzoeker] blijkt dat personeel dat geen nachtdiensten wilde draaien, op de dagen dat zij die normaal gesproken wel zouden moeten doen, niet werden ingeroosterd. Dit had tot gevolg dat zij minder werkten en dus ook minder loon kregen. Uit de niet door andere bewijsmiddelen weerlegde verklaring van [getuige 1] blijkt dat dit ook aan [verzoeker] is voorgehouden bij zijn indiensttreding en dat hij daarmee akkoord ging. De feitelijke uitvoering van de arbeidsovereenkomst sloot daarop aan.
2.5
In de arbeidswetgeving van Aruba is niet opgenomen dat een arbeidsovereenkomst slechts kan worden aangegaan voor een volledige werkweek. De Arbeidslandsverordening stelt immers slechts grenzen aan de maximaal per week te verrichten arbeidsuren (art. 8) en in art. 7A:1613aa BW is opgenomen dat ten aanzien van de arbeidsovereenkomst die ten minste drie maanden heeft geduurd, de omvang van de bedongen arbeid in enige maand gelijkgesteld wordt met de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. Ook hieruit kan worden afgeleid dat een arbeidsovereenkomst minder uren dan een volledige werkweek kan bedragen. Partijen hebben een en ander niet schriftelijk vastgelegd, maar wel middels een rooster uitvoering gegeven aan de mondeling tot stand gekomen arbeidsovereenkomst. Rekening houdend met het zojuist genoemde art. 7A:1613aa BW is daarmee de omvang van de arbeidsovereenkomst tussen partijen vastgesteld (de wet spreekt immers niet van een vermoeden).
2.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verzoeker] geen recht heeft op achterstallig loon, voor zover die vordering gebaseerd is op de stelling dat hij niet beloond werd op basis van een volledige arbeidsovereenkomst. Hij heeft niet gesteld dat hij minder kreeg betaald voor de uren waarop hij wel werkte. Ook heeft hij niet gesteld dat hij minder werkte dan waarop hij, rekening houdend met art. 7A:1613aa BW, aanspraak kon maken. De brief van de SVB d.d. 15 juni 2017 levert evenmin een bewijs op van het tegendeel, nu daarin de omvang van de arbeidsovereenkomst niet is weergegeven.
2.7
Bij verweerschrift is voorts weersproken dat [verzoeker] steeds op zondagen moest werken en dat onterecht inhoudingen hebben plaatsgevonden. [verzoeker] is op die stellingen in zijn latere processtukken niet meer ingegaan, zodat het Gerecht ook dit deel van de vordering zal afwijzen (voorzover [verzoeker] heeft bedoeld die hierop mede te baseren, want dit blijkt niet uit het verzoek).
2.8
De conclusie moet derhalve zijn dat de vorderingen van [verzoeker] zullen worden afgewezen en dat hij in de proceskosten zal worden veroordeeld. Aan hem zal wel gratis admissie worden verleend, nu hij een bewijs van onvermogen heeft overgelegd.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van SRSS worden begroot op Afl. 1.750,- aan salaris van de gemachtigde (3,5 punten, tarief 3);
verleent [verzoeker] gratis admissie.
verklaart de kostenveroordeling in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 11 december 2018 in aanwezigheid van de griffier.