ECLI:NL:OGEAA:2018:801

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
AUA201801972
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over huwelijkse voorwaarden en eigendomsrechten in huwelijksgemeenschap

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, de dochter, een verzoek ingediend tegen haar vader, verweerder, met betrekking tot de huwelijkse voorwaarden en eigendomsrechten. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 26 juni 2018 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2018 was verzoekster aanwezig, terwijl de vader werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.M.R.F. Scheper. De uitspraak vond plaats op 11 december 2018.

Verzoekster is geboren in 1980 uit het huwelijk tussen haar vader en haar moeder. Het huwelijk werd op 20 december 1978 voltrokken, en op dezelfde dag werd een akte van huwelijkse voorwaarden opgemaakt. Verzoekster stelt dat haar vader heeft aangegeven dat er geen huwelijkse voorwaarden van kracht zijn en dat hij in gemeenschap van goederen is getrouwd. De vader betwist dit en verwijst naar de akte van huwelijkse voorwaarden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de ouders van verzoekster zijn getrouwd onder huwelijkse voorwaarden, en dat de akten van eigendomsoverdracht uitsluitend op naam van de vader staan. De vermelding van een huwelijk in gemeenschap van goederen in de akten is onjuist en kan niet leiden tot de conclusie dat het huwelijk in strijd met de huwelijkse voorwaarden is gesloten. Het verzoek van verzoekster is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 11 december 2018
Behorend bij EJ nr. AUA201801972
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op de vordering van
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna te noemen: de dochter,
procederend in persoon,
tegen:
[Verweerder],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 26 juni 2018,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 16 oktober 2018, waaruit blijkt dat verzoekster in persoon is verschenen en dat de vader zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.FEITEN

2.1
Verzoekster is op [datum] 1980 in Aruba geboren staande het huwelijk tussen de vader en [naam moeder] (hierna: de moeder).
2.2
Voormeld huwelijk tussen de ouders van verzoekster is op 20 december 1978 voltrokken. Op dezelfde dag van hun huwelijksvoltrekking is een akte van huwelijkse voorwaarden ten overstaan van plv. notaris mr. Jan Warmold Bödeker opgemaakt.
2.3
Op 26 september 2003 is een akte voor eigendomsoverdracht verleden ten overstaan van notaris mr. Faride E.E. Tjon Ajong met betrekking tot verkoop van een perceel te Jaburibari, groot 1.993 m2, in Aruba van de heer [naam X] (vader van verweerder) aan zijn zoon, de heer [naam vader] (verweerder). In voornoemde akte staat vermeld dat verweerder verklaart in de wettelijk gemeenschap van goederen te zijn gehuwd met [naam moeder], de moeder van verzoekster.
2.4
Op 2 oktober 2009 is ten overstaan van notaris mr. Ralph E. Yarzagaray een akte van verkoop en koop met uitgestelde levering gepasseerd tussen de heer [naam vader] (verweerder) als verkoper en mevrouw [naam Y] en de heer [naam Z] als kopers met betrekking tot een perceel te Jaburibari, groot 763m2, in Aruba. In voornoemde akte staat vermeld dat verweerder verklaart in de wettelijke gemeenschap van goederen te zijn gehuwd met [naam moeder], de moeder van verzoekster.
2.5
Verzoeksters moeder, mevrouw [naam moeder], is op 18 februari 2010 overleden.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe om voor recht te verklaren dat:
- de akte van huwelijkse voorwaarden niet van kracht is of was op de huwelijksgoederenregime van de ouders van verzoekster
- dat verzoekster medegerechtigd was/is in de onder 2.3 en 2.4 genoemde registergoederen, althans in de (gedeeltelijke) opbrengsten daarvan en dat verweerder verplicht aan verzoekster haar aandeel in de verkoop aan echtpaar [naam Y en Z] van het onder 2.4 genoemde registergoed per direct uit te keren,
kosten rechtens.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan het verzoek legt verzoekster ten grondslag dat haar vader onmiskenbaar te kennen heeft gegeven dat op het huwelijk tussen hem en de moeder van verzoekster geen voorwaarden van kracht zijn. Immers heeft de vader ten overstaan van verschillende notarissen verklaard dat hij was getrouwd in gemeenschap van goederen. De vader verweert zich hiertegen door te wijzen op de akte van huwelijkse voorwaarden van 20 december 1978. Hij verklaart dat de in de koop- en verkoopakte, genoemd onder 2.4 en 2.5, per abuis is opgenomen dat hij in gemeenschap van goederen is getrouwd. Dit betreft een standaardpassage in de akte, die kennelijk onjuist is, aldus de vader.
4.2
Het Gerecht stelt vast dat, gelet op de akte van huwelijkse voorwaarden van 20 december 1978, de ouders van verzoekster zijn getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. Verder stelt het Gerecht vast dat zowel de koopakte, genoemd onder 2.3, als de verkoopakte, genoemd onder 2.4, uitsluitend op naam van de vader staan, en niet (ook) op naam van de moeder van verzoekster. Weliswaar staat in deze aktes vermeld dat sprake is van een huwelijk in gemeenschap van goederen, echter deze mededeling is aantoonbaar onjuist. Deze aantoonbare onjuiste mededeling in de koop- en verkoopakte kan er niet toe leiden, zoals verzoekster betoogt, dat dient te worden geconcludeerd dat het huwelijk tussen de ouders van verzoekster, in strijd met de akte van huwelijkse voorwaarden, moet worden geacht te zijn gesloten als een huwelijk in gemeenschap van goederen. Het verzoek van verzoekster dient dan ook te worden afgewezen.
4.3
Het gerecht ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst af het verzoek,
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven op 11 december 2018 door mr. S. Verheijen, rechter bij dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.