ECLI:NL:OGEAA:2018:791

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
AUA201803546
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een bevel tot verwijdering in vreemdelingenzaak met betrekking tot rechtszekerheid

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een bevelschrift tot verwijdering dat door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was opgelegd. Dit bevelschrift was gegeven op 3 oktober 2018, terwijl de verzoeker eerder een termijn was gegund om Aruba vrijwillig te verlaten tot 20 december 2018. De verzoeker stelde dat het bevel tot verwijdering in strijd was met het beginsel van rechtszekerheid, omdat hij erop mocht vertrouwen dat de hem gegunde termijn niet zou vervallen onder gelijkblijvende omstandigheden.

Tijdens de zitting op 28 november 2018, waar de verzoeker in persoon verscheen bijgestaan door zijn gemachtigde, werd het verzoek behandeld. De rechter oordeelde dat de verzoeker sinds 16 augustus 2018 zonder geldige verblijfstitel op Aruba verbleef, wat de Minister bevoegd maakte om de verzoeker te verwijderen. Echter, het gerecht oordeelde dat het bevelschrift tot verwijdering in strijd was met de rechtszekerheid, omdat de verzoeker een geldige termijn had gekregen om het land te verlaten. De rechter schorste daarom het bevel tot verwijdering en gelastte de teruggave van het griffiegeld aan de verzoeker.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid in vreemdelingenzaken en de noodzaak voor overheidsinstanties om de rechten van individuen te respecteren, vooral wanneer hen een termijn is gegund om aan hun verplichtingen te voldoen. De beslissing is definitief, aangezien er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 10 december 2018
Lar nr. AUA201803546

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. C.J. Colina,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 3 oktober 2018 (bestreden beschikking), heeft verweerder de verwijdering van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 1 november 2018 bezwaar gemaakt.
Op 1 november 2018 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 28 november 2018. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (Ltuv) kan de minister van Justitie uit Aruba verwijderen:
a. personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen;
b. personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Feiten
2.1
Bij beschikking van 23 februari 2018 heeft verweerder de verwijdering van verzoeker bevolen. Verzoeker is vervolgens verwijderd uit Aruba.
2.2
Op 15 mei 2018 is verzoeker te Venezuela getrouwd met [naam], geboren te Aruba en van Nederlandse nationaliteit.
2.3
Op 4 augustus 2018 is verzoeker Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van elf dagen.
2.4
Op 29 september 2018 is aan verzoeker een mededeling meldingsplicht/werkverbod uitgereikt. Hierin wordt verzoeker medegedeeld dat hij zijn illegale verblijf niet langer kan continueren, dat hij zich wekelijks op woensdag om 10:00 uur dient te melden op een kantoor van verweerder, dat hij wordt verzocht Aruba vrijwillig te verlaten op uiterlijk 20 december 2018 en dat hij minstens twee dagen voor vertrek op kantoor zijn reisbiljet moet tonen.
2.5
Op woensdag 3 oktober 2018 omstreeks 10:20 uur is verzoeker op kantoor van verweerder aangehouden.
2.6
Bij bestreden beschikking heeft verweerder de verwijdering van verzoeker bevolen. Tevens heeft verweerder het bevelschrift van 23 februari 2018 (zie 2.1) ingetrokken.
2.7
Bij beschikking van 22 oktober 2018 heeft het Hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister geweigerd het huwelijk (zie 2.2) te registreren in het bevolkingsregister van Aruba wegens strijdigheid met de Arubaanse openbare orde.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot verwijdering ten grondslag gelegd dat verzoeker sinds 16 augustus 2018 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel en dat zijn illegale verblijf op Aruba niet behoeft te worden gedoogd.
3.2
Verzoeker stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat in de bestreden beschikking ten onrechte de meldplicht niet wordt vermeld. Voorts heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de weigering van het Hoofd van de Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (Censo) het huwelijk in te schrijven. Voor 16 april 2019 heeft verzoeker een afspraak bij Censo om te worden gehoord. Het bevel tot verwijdering is niet evenredig nu verzoeker tot 20 december 2018 de tijd had om zijn status te legaliseren. Verzoeker heeft groot belang bij voortzetting van zijn huwelijksleven te Aruba. Voorts is de minderjarige dochter van verzoeker schoolgaand in Aruba.
Beoordeling
4.1
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
4.2
Niet betwist is dat verzoeker sinds 16 augustus 2018 zonder geldige verblijfstitel op Aruba verblijft zodat verweerder op grond van artikel 19, eerste lid en onder b, van de Ltuv bevoegd is verzoeker uit Aruba te verwijderen.
4.3
Het gerecht stelt vast dat verweerder op 29 september 2018 verzoeker een meldingsplicht/werkverbod heeft opgelegd en hem een termijn heeft gegund om Aruba vrijwillig te verlaten tot 20 december 2018 (zie 2.4). Verweerder heeft de aan verzoeker gegunde vertrektermijn niet gewijzigd of ingetrokken.
4.4
Nu verweerder voor het verstrijken van de aan verzoeker gegunde vertrektermijn verzoeker een bevelschrift tot verwijdering heeft opgelegd, is naar het voorlopige oordeel van het gerecht het bevelschrift tot verwijdering in strijd met het beginsel van rechtszekerheid. De aan verzoeker gegunde vertrektermijn was immers vervat in een door verweerder rechtsgeldig genomen besluit. Verzoeker mocht er vanuit gaan dat de aan hem gegunde vertrektermijn onder gelijkblijvende omstandigheden niet zou komen te vervallen.
4.5
Het gerecht komt, voorlopig oordelend, tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven en schorst het bevel tot verwijdering omdat onmiddellijke uitvoering van het besluit onevenredig nadeel voor verzoeker met zich meebrengt.
5. Voor toewijzing van het overige verzochte ziet het gerecht geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bestreden beschikking;
  • gelast de teruggave aan verzoekster van het gestorte griffiegeld van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.