ECLI:NL:OGEAA:2018:785

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
AUA201800702
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tot inschrijving van een huwelijk in het bevolkingsregister op basis van schijnhuwelijk

In deze zaak hebben appellanten, een echtpaar dat in Aruba woont, beroep ingesteld tegen de weigering van het hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister om hun huwelijk, dat in Venezuela is voltrokken, in te schrijven in het bevolkingsregister. De weigering is gebaseerd op de conclusie van verweerder dat het huwelijk een schijnhuwelijk betreft, bedoeld om toelating tot Aruba te verschaffen aan appellante sub 2. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 28 juli 2017, waarin hun verzoek om inschrijving werd afgewezen. Na een nadere beslissing op 5 januari 2018, waarin de afwijzing werd gehandhaafd, hebben appellanten op 16 februari 2018 beroep ingesteld bij het gerecht.

Tijdens de zitting op 27 augustus 2018 zijn appellanten, bijgestaan door hun advocaat, verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en nadere stukken overgelegd. De rechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaringen van appellanten, die tegenstrijdig waren over hun ontmoeting, de huwelijksvoltrekking en familierelaties. Het gerecht heeft vastgesteld dat de discrepanties in de verklaringen, samen met het leeftijdsverschil tussen de appellanten en het feit dat appellante sub 2 geen verblijfstitel heeft, voldoende grond vormen voor de conclusie dat er sprake is van een schijnhuwelijk.

Het gerecht heeft het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat verweerder in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De rechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en is openbaar uitgesproken op 10 december 2018. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 10 december 2018
AUA201800702

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[appellant sub 1],
2.[apellante sub 2],
beiden wonend in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

het hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen (DBSB).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 28 juli 2017 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van appellanten om het tussen hen op 23 september 2016 in Venezuela voltrokken huwelijk in te schrijven in het bevolkingsregister.
Tegen deze beschikking hebben appellanten op 8 september 2017 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing van 5 januari 2018 heeft verweerder aan appellanten bericht dat de afwijzende beschikking van 28 juli 2017 wordt gehandhaafd.
Tegen deze beslissing hebben appellanten op 16 februari 2018 beroep ingesteld bij het gerecht.
Verweerder heeft op 9 mei 2018 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 augustus 2018, alwaar appellanten bijgestaan door hun gemachtigde zijn verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
Verweerder heeft bij akte uitlating van 11 september 2018 nadere stukken ingediend.
Op de rol van 29 oktober 2018 hebben appellanten een reactie op de stukken van verweerder van 11 september 2018 ingediend.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellant sub 1 is op [geboortedatum] 1962 in Peru geboren en heeft de Nederlandse nationaliteit.
1.2
Appellante sub 2 is op [geboortdatum] 1992 in Venezuela geboren en heeft de Venezolaanse nationaliteit.
Het wettelijke kader
2.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op het aanleggen en bijhouden van het bevolkingsregister, worden de voorschriften omtrent het aanleggen, inrichten en bijhouden van bevolkingsregisters en het doen der daartoe vereiste opgaven aan hen, die met het aanhouden der bevolkingsregisters zijn belast, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
2.2
Ingevolge artikel 22, negende lid, van het krachtens voormelde bepaling vastgestelde Landsbesluit bevolkingsregister wordt een gegeven omtrent een persoon niet ingeschreven, indien het hoofd van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van oordeel is dat dat gegeven in strijd is met de goede zeden of de openbare orde.
Inhoudelijk
3.1
Verweerder heeft bij beschikking van 28 juli 2018 geweigerd om het huwelijk tussen appellanten in te schrijven in het bevolkingsregister. Aan zijn weigering tot inschrijving van het huwelijk tussen appellanten heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het huwelijk een schijnhuwelijk betreft, gesloten met het doel toelating tot Aruba te verschaffen aan appellante sub 2. Verweerder acht de inschrijving van een dergelijk huwelijk in strijd met de openbare orde. Verweerder heeft zijn conclusie dat van een schijnhuwelijk sprake is, gegrond op een door hem verricht nader onderzoek. Dit onderzoek is verricht aan de hand van een met appellanten gehouden interview. Naar aanleiding van het onderzoeksresultaat heeft verweerder geconcludeerd dat appellanten elkaar niet of nauwelijks kennen, nu door hen tegenstrijdige verklaringen werden afgelegd met betrekking tot onder meer hun ontmoeting, de huwelijksvoltrekking en familierelaties. Zo heeft appellant sub 1 over hun eerste ontmoeting gezegd dat zij elkaar bij de zee hebben ontmoet, terwijl appellante sub 2 heeft gezegd dat zij elkaar bij het appartement van appellant sub 1 hebben ontmoet. Voorts heeft appellant sub 1 bij de vraag over hun huwelijksvoltrekking gezegd dat alleen de ouders van appellante sub 2 en twee vrienden bij het huwelijk aanwezig waren en appellante sub 2 heeft gezegd dat haar oudste zus, haar tantes, oom en neven aanwezig waren. Daarnaast heeft appellante sub 1 bij de vraag over familierelaties verklaard geen goede relatie te hebben met een neef van appellante sub 2, terwijl volgens appellante sub 2 de relatie met deze neef wel goed is.
3.2
Naast het bovengenoemde zijn het leeftijdsverschil tussen appellanten en het feit dat appellante sub 2 geen verblijfstitel heeft, indicatoren geweest om tot de conclusie te komen dat er in casu sprake is van een schijnhuwelijk, aldus verweerder.
4. Appellanten kunnen zich niet verenigen met de bestreden beschikking en voeren hiertoe - kort samengevat - aan dat de bestreden beschikking in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, nu verweerder in de bestreden beschikking de door appellanten in bezwaar aangevoerde gronden niet inhoudelijk heeft beoordeeld.
5. Het gerecht overweegt hiertoe als volgt.
Uit het resultaat van het met appellanten gehouden interview blijkt dat aan appellanten een aantal vragen is gesteld met betrekking tot onder meer hun relatie, huwelijk en familie en dat zij op verschillende van deze vragen antwoorden hebben gegeven die niet dezelfde strekking hebben. De uitslag van het onderzoek wordt door appellanten niet bestreden. Zij hebben echter aangevoerd dat de discrepantie tussen hun antwoorden onder andere te maken heeft met het feit dat het interview twee jaar na hun ontmoeting heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van het gerecht is uit de stukken noch het verhandelde ter zitting gebleken van een afdoende verklaring voor de door appellanten afwijkende gegeven antwoorden. Het gerecht is het dan ook met verweerder eens dat de vragen waarop appellanten een tegenstrijdig antwoord hebben gegeven, zoals opgenomen onder 3.1, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat sprake is van een schijnhuwelijk. Dit geldt eveneens voor het leeftijdsverschil tussen appellanten. Gelet op het voorgaande oordeelt het gerecht dat verweerder in redelijkheid de conclusie heeft kunnen trekken dat het huwelijk tussen appellanten een schijnhuwelijk betreft.
Dat deze onderzoeksresultaten niet voldoende objectief zijn, kan naar het oordeel van het gerecht niet worden staande gehouden. Dat het door verweerder verrichte onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd, is het gerecht evenmin gebleken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 10 december 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.