ECLI:NL:OGEAA:2018:763

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
AUA201802324
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over niet-nakoming van een leningsovereenkomst

In deze civiele procedure vordert eiser, een inwoner van Aruba, van gedaagde, eveneens te Aruba, betaling van Afl. 4.200,- vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Eiser stelt dat hij dit bedrag aan gedaagde heeft geleend, maar gedaagde betwist deze claim en stelt dat er geen lening is verstrekt. De zaak is behandeld in het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, waar eiser zijn vordering heeft onderbouwd met een door hemzelf opgestelde en ondertekende verklaring, gedateerd 15 maart 2018, waarin hij stelt dat hij het bedrag heeft geleend in de periode van januari tot mei 2016. Echter, deze verklaring is onvoldoende om de vordering te onderbouwen, vooral gezien de gemotiveerde betwisting door gedaagde.

De rechter overweegt dat eiser niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, wat betekent dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de vordering te ondersteunen. Hierdoor wordt aan bewijslevering niet toegekomen. De rechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op Afl. 250,-- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken op 12 december 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 12 december 2018
Behorend bij B.B. AUA201802324
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
EISER, hierna ook te noemen: eiser,
procederend in persoon,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 oktober 2018;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen op 14 november 2018.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING

2.1
Eiser vordert van gedaagde betaling van Afl. 4.200,- vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Aan zijn vordering legt eiser ten grondslag dat hij dat bedrag aan gedaagde heeft geleend en dat gedaagde dit bedrag niet heeft terugbetaald. Namens gedaagde is ter zitting uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat gedaagde geld heeft geleend van eiser en dit niet heeft terugbetaald.
2.2
Het Gerecht overweegt als volgt. Eiser heeft zijn stelling onderbouwd met een brief waarin hij zelf verklaart een bedrag van Afl. 4.200,- te hebben geleend aan gedaagde omstreeks de periode van januari-mei 2016. Deze verklaring, gedateerd 15 maart 2018, is enkel en alleen door eiser zelf ondertekend. Het uitsluitend verwijzen naar deze door eiser zelf opgestelde en enkel door hem ondertekende verklaring is - in het licht van de gemotiveerde betwisting van gedaagde - evenwel onvoldoende om te kunnen concluderen dat gedaagde aan eiser genoemd geldbedrag dient terug te betalen. Het had op de weg van eiser gelegen om nadere feiten of omstandigheden te stellen waaruit volgt dat hij een bedrag van Afl. 4.200,- aan gedaagde heeft geleend en dat gedaagde dit bedrag niet aan eiser heeft terugbetaald. Hiervan is niet gebleken. Nu eiser aldus niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
2.3
Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van gedaagde, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 250,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt, tarief 2).

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt eiser in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagde worden begroot op Afl. 250,-- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Verheijen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 december 2018 in aanwezigheid van de griffier.