ECLI:NL:OGEAA:2018:760

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
AUA201801963
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor schade door bedrijfsongeval met golfkar

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster, werkzaam als timeshare verkoper bij Divi Aruba Sales Consultants N.V., en haar werkgever, Divi. De verzoekster heeft schadevergoeding geëist naar aanleiding van een bedrijfsongeval dat plaatsvond op 4 oktober 2011, waarbij zij met een ongekentekende golfkar van Divi de openbare weg overstak en werd aangereden door een auto. De verzoekster stelt dat Divi haar zorgplicht heeft geschonden door onvoldoende maatregelen te treffen om haar te beschermen tegen dit ongeval. Divi heeft verweer gevoerd en onder andere aangevoerd dat de vordering van verzoekster is verjaard en dat er geen causaal verband bestaat tussen de schade en het ongeval.

Het gerecht heeft vastgesteld dat Divi haar zorgplicht heeft geschonden, omdat de golfkar die verzoekster gebruikte ten tijde van de aanrijding niet was voorzien van een zwaailicht. Het gerecht oordeelt dat Divi aansprakelijk is voor de door verzoekster geleden schade als gevolg van het ongeval. De verzoekster heeft recht op schadevergoeding, die nader moet worden opgemaakt bij staat, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval. Daarnaast is Divi veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter Y.M. Vanwersch en is openbaar uitgesproken op 18 december 2018.

Uitspraak

Beschikking van 18 december 2018
E.J. no. AUA201801963.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster, hierna ook te noemen: [Verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,
tegen:
de naamloze vennootschap
DIVI ARUBA SALES CONSULTANTS N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster, hierna ook te noemen: Divi,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 3 juli 2018;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 2 oktober 2018;
- de faxbrief zijdens [Verzoekster], ingediend op 15 november 2018;
- de behandeling ter zitting van 20 november 2018 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier, waaruit blijkt dat zijn verschenen [Verzoekster] in persoon bijgestaan door haar gemachtigde en Divi bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede mw. [director human resources] (director human resources).
1.2
Vervolgens is de datum voor de uitspraak nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verzoekster] is met ingang van 5 juli 1994 bij Divi in dienst getreden laatstelijk in de functie van
office premises consultant(timeshare verkoper). Haar laatst genoten salaris bedraagt Afl. 6.255,76 bruto per maand.
2.2
Uit het mutatieformulier van de Korps Politie Aruba (hierna: KPA) van 6 oktober 2011 blijkt dat [Verzoekster] op 4 oktober 2011 met een ongekentekende golfkar van Divi de weg is overgestoken en daarbij is aangereden door een auto waarvan de heer [bestuurder] bestuurder was. Aan het ongeluk trof [Verzoekster] geen schuld.
2.3
Op 24 november 2011 heeft Divi het ongeval gemeld bij de Sociale Verzekeringsbank Aruba (hierna: SVB).
2.4
Bij brief van 7 februari 2013 heeft SVB, in het kader van een arbeids(on)geschiktheidsbeoordeling of een beoordeling ter bepaling van een eventueel recht op tegemoetkoming krachtens de Landsverordening Ziekteverzekering of Ongevallenverzekering, de behandelende neuroloog dr. M.J.M. Meelis verzocht om enkele medische vragen te beantwoorden.
2.5
Bij brief van 29 maart 2013 stelt [Verzoekster], door tussenkomst van haar voormalige gemachtigde, Divi aansprakelijk voor de door haar ten gevolge van het ongeval geleden en nog te lijden schade.
2.6
Op 21 mei 2013 is [Verzoekster] door Divi uitgeschreven bij de SVB en sindsdien heeft [Verzoekster] niet meer bij Divi gewerkt.
2.7
Uit de verklaring van 22 augustus 2013 van de SVB blijkt onder meer dat [Verzoekster] van 24 november 2011 tot en met 3 januari 2012 en van 21 januari tot en met 28 februari 2013 arbeidsongeschikt was
2.8
In de verklaring van de huisarts dr. L.G. Beke van 22 augustus 2013 staat, voor zover van belang:

Mrs. [Verzoekster] is working as an OPC at Divi Aruba Sales Consultants N.V.
AO-control are between others:
-
November 2012: left knee complain
  • February 2008: right shoulder complain
  • May 2008: car-accident 29/05
  • January 2011: car accident 23/01
-
April 2011: car accident 11/04
-
October 2011: car accident 04/10
-
November 2011: left knee complain, with intervention orthopaedic surgeon 02/2012, and surgery left knee 04/2012, later surgery right knee 07/2012
  • October 2012: back complain was referred to neurologist for further tests
  • 19 January 2013: last visit for AO, was sent AG for 23 January 2013.
NOTE:
Mrs. [Verzoekster] had an injury of her neck and lower back in May 1996.
In April 1997 Mrs. [Verzoekster] is claiming that prior accident has affected her leg, this was denied by dr. van Trigt in December, 1997.
In 1997 and 2000 Mrs. [Verzoekster] has been treated by orthopaedic surgeon for several complains, this is before the accident on 4 October 2011.”.
2.9
Uit de verklaring van 25 september 2015 van dr. Meelis blijkt dat de pijnklachten van [Verzoekster] aan haar linkerknie en rug het gevolg kunnen zijn van het ongeval en overbelasting.
2.1
Bij brief van 7 juni 2016 heeft mr. H.G. Figaroa de verjaring gestuit.
2.11
Bij brief van 26 september 2016 verklaart de neuroloog dr. C.A. Vallejo dat [Verzoekster] lijdt aan
cervical spine traumaen
lumbar spine radicular compression. Daarnaast verklaart dr. Vallejo dat [Verzoekster] geopereerd is aan haar rechterborst in verband met een biopsy, aan haar linker- en rechterknie en aan haar oog. Tot slot verklaart dr. Vallejo dat [Verzoekster] behandeld wordt voor
diabetes mellitusen hypertensie.

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoekster] verzoekt het gerecht - bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad – te verklaren voor recht dat Divi aansprakelijk is voor de door [Verzoekster] geleden schade als gevolg van het door haar op 4 oktober 2011 overkomen bedrijfsongeval, alsmede Divi te veroordelen tot betaling aan [Verzoekster] van een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van Divi in de proceskosten.
3.2 [
Verzoekster] grondt de vordering erop dat Divi als werkgever aansprakelijk is voor de schade die [Verzoekster] als haar werknemer heeft geleden ten gevolge van het ongeval op 4 oktober 2011. Primair grondt [Verzoekster] de vordering op artikel 7A:1614x BW. [Verzoekster] stelt dat Divi onvoldoende maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat [Verzoekster] schade zou kunnen lijden door in de uitoefening van haar werkzaamheden met een golfkar de openbare weg over te steken. Subsidiair grondt [Verzoekster] de vordering op artikel 7A:1614ij BW. Divi heeft volgens [Verzoekster] niet gehandeld zoals van een goed werkgever mag worden verwacht omdat Divi geen ongevallenverzekering heeft gesloten voor haar werknemers.
3.3
Divi voert verweer en verzoekt het gerecht [Verzoekster] niet ontvankelijk te verklaren althans de vordering af te wijzen, met veroordeling van [Verzoekster] in de proceskosten.
3.4
Divi stelt primair dat de vordering van [Verzoekster] ingevolge artikel 3:301 lid 1 BW is verjaard en subsidiair dat [Verzoekster] ingevolge artikel 6:89 BW niet tijdig heeft geklaagd. Meer subsidiair stelt Divi dat de bestuurder van de auto, die het ongeval heeft veroorzaakt, aansprakelijk is en nog meer subsidiair dat Divi ingevolge artikel 7A:1614x BW aan haar zorgplicht heeft voldaan. Daarnaast stelt Divi dat er geen causaal verband bestaat tussen
de schade en het ongeval.

4.DE BEOORDELING

4.1
Als eerste wordt het beroep van Divi op verjaring beoordeeld. Hiertoe strekt het volgende. Artikel 3:310 lid 1 BW stelt de verjaringstermijn op vijf jaren. [Verzoekster] stelt dat de verjaring tijdig is gestuit nu het verkeersongeval op 4 oktober 2011 heeft plaatsgevonden en de stuitingsbrief op 7 juni 2016 per faxbericht is verstuurd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [Verzoekster] de ontvangstbevestiging aan de gemachtigde van Divi getoond. De gemachtigde van Divi verklaarde vervolgens dat zij zich ten aanzien van het beroep op verjaring refereert aan het oordeel van het gerecht. Nu [Verzoekster] heeft aangetoond dat de stuitingsbrief Divi heeft bereikt, wordt het beroep op verjaring verworpen.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat [Verzoekster] op 4 oktober 2011 tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden in een door Divi aan haar ter beschikking gestelde golfkar betrokken is geraakt bij een aanrijding op de openbare weg.
4.3
Het gerecht ziet zich thans voor de vraag gesteld of Divi aan haar zorgplicht ex artikel 7A:1614x lid 1 BW jegens [Verzoekster] heeft voldaan. Op grond van deze zorgplicht is de werkgever verplicht zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
4.4
In het Maatzorg-Van der Graaf arrest (Hoge Raad 12 december 2008, NJ 2009, 332; LJN BD 3129) heeft de Hoge Raad het volgende bepaald: “Bij de beantwoording van de vraag of de werkgever in de gegeven omstandigheden aan deze zorgplicht heeft voldaan, geldt als uitgangspunt dat de omvang van deze zorgplicht in de eerste plaats en in elk geval wordt bepaald door hetgeen op grond van de regelgeving op het terrein van de arbeidsomstandigheden van de werkgever gevergd wordt. De aldus omschreven zorgplicht heeft een ruime strekking en correspondeert met de door de Hoge Raad aangenomen ruime zorgplicht en de ruime toepassing van het criterium “in de uitoefening van zijn werkzaamheden” in art. 7:658 lid 1 respectievelijk lid 2 (het gerecht: overeenkomstig artikel 7A:1614x lid 1 en lid 2 BW). Weliswaar is, zoals de Hoge Raad bij herhaling in het kader van art. 7:658 heeft uitgesproken, met de zorgplicht van de werkgever niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, ook niet ten aanzien van werknemers wier werkzaamheden bijzondere risico’s van ongevallen meebrengen, maar gelet op de zojuist weergegeven ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en derhalve niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. De in art. 7:658 lid 1 BW bedoelde zorgplicht van de werkgever geldt in de eerste plaats ten aanzien van de werkzaamheden die worden verricht op de in art. 1 lid 3, aanhef en onder g Arbeidsomstandighedenwet – ruim – omschreven “arbeidsplaats”, dat wil zeggen iedere plaats die in verband met het verrichten van de arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt. Maar ook indien de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden op plaatsen komt die (bijvoorbeeld omdat de werkgever ter plaatse geen enkele zeggenschap heeft ten aanzien van de gesteldheid, de inrichting, het gebruik door anderen en de veiligheid) niet als “arbeidsplaats” in de hiervoor genoemde zin kunnen worden aangemerkt, zoals de openbare weg in het geval (het gerecht: als het onderhavige) van het deelnemen aan het verkeer, kan de zorgplicht van art. 7:658 meebrengen dat de werkgever ten aanzien van de uitoefening aldaar van de werkzaamheden maatregelen treft en aanwijzingen geeft om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt, zoals het geval was in HR 19 oktober 2001, 2001, 663 – het geval van de postbode, die een uit de laadbak waaiend poststuk achterna loopt en door een passerende auto wordt geschept, en zijn werkgever aanspreekt omdat die geen voorziening heeft getroffen tegen wegwaaiende poststukken. Wanneer het gaat om gevallen waarin een werknemer in de uitoefening van de werkzaamheden deelneemt aan het wegverkeer, zal de omvang van de zorgplicht slechts beperkt kunnen zijn.”
4.5 [
Verzoekster] stelt dat Divi haar zorgplicht ingevolge artikel 7A:1614x lid 2 BW heeft geschonden omdat Divi maatregelen had kunnen treffen, ter voorkoming van een verkeersongeval met de golfkar op de openbare weg. [Verzoekster] voert daartoe aan dat een golfkar op grond van artikel 17 van de Landsverordening Wegverkeer niet op de openbare weg mag rijden zonder een kenteken. Daarnaast stelt [Verzoekster] dat Divi waarschuwingsborden op de openbare weg ter hoogte van de oversteekplaats bij Divi/Tamarijn had kunnen plaatsen en de golfkarretjes had kunnen voorzien van zwaailichten. Beide maatregelen zijn bedoeld om andere verkeerdeelnemers alert te maken.
4.6
Met Divi is het gerecht van oordeel dat het plaatsen van een kentekenplaat op een golfkar een verkeersongeval niet kan voorkomen. Daarnaast onderschrijft het gerecht de stelling van Divi dat zij geen zeggenschap heeft over de inrichting van de openbare weg en dat zij daarom niet bevoegd is om op de openbare weg waarschuwingsborden te plaatsen. Hoewel voertuigen zonder kenteken in beginsel niet op de openbare weg mogen rijden, gaat het gerecht ervan uit dat – zoals Divi ook betoogt - dat de overheid al jaren gedoogt dat haar golfkarren de openbare weg bij Divi/Tamarijn oversteken, teneinde haar gasten van het ene naar het andere hotel te vervoeren.
4.7
Met betrekking tot de stelling van [Verzoekster] dat Divi haar golfkarren had moeten voorzien van een zwaailicht oordeelt het gerecht als volgt. Voorop wordt gesteld dat de zorgplicht van Divi niet absoluut is en dat Divi [Verzoekster] niet van alle risico’s en gevaren op de openbare weg dient of kan beschermen. Daarnaast geldt dat van deelnemers aan het verkeer verwacht mag worden dat zij bekend zijn met risico’s en gevaren op de openbare weg. De vraag die voorligt luidt of in redelijkheid van Divi gevergd kon worden dat zij haar golfkarren van zwaailichten had dienen te voorzien, teneinde de kans op aanrijdingen te verkleinen.
4.8
Divi stelt dat er geen wettelijke plicht bestaat om een golfkar te voorzien van een zwaailicht. Deze stelling is juist. Nu Divi evenwel stelt dat de beveiligingsvoertuigen en de golfkar van de de
manager on dutyvan een zwaailicht zijn voorzien, gaat het gerecht ervan uit dat Divi zich ervan bewust is dat het hebben van een zwaailicht op een voertuig/golfkar de veiligheid van de medewerkers die hierin moeten rijden, in het algemeen verhoogd. Desgevraagd kon Divi niet verklaren waarom zij er voor gekozen heeft om alleen deze specifieke voertuigen te voorzien van een zwaailicht. Gesteld noch geleken is evenwel dat het plaatsen van een zwaailicht op de golfkar, die werknemers van Divi moeten gebruiken in de uitoefening van hun werkzaamheden, een zodanig ingrijpende en/of kostbare maatregel is, dat deze redelijkerwijs niet van Divi gevergd zou kunnen worden. Nu vast staat dat de golfkar die [Verzoekster] gebruikte ten tijde van de aanrijding niet was voorzien van een zwaailicht, heeft Divi haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7A:1614x lid 1 BW jegens haar geschonden. Dit betekent dat Divi voor de door [Verzoekster] ten gevolge van het ongeval geleden en nog te lijden schade aansprakelijk is.
4.9
Partijen twisten over de vraag of er sprake is van causaal verband tussen de schade en het ongeval. Nu [Verzoekster] verzocht heeft om de zaak naar de schadestaatprocedure te verwijzen, zal deze vraag aldaar beantwoord moeten worden.
4.1
Nu vast is komen te staan dat Divi haar zorgplicht heeft geschonden is het gerecht van oordeel dat het verweer ten aanzien van de klachtplicht onbesproken kan blijven. Hetzelfde lot geldt voor het verweer van Divi dat niet zij maar de bestuurder de heer [bestuurder] aansprakelijk is.
4.11
Divi zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
5.DE BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
5.1
verklaart voor recht dat Divi Aruba Sales Consultants N.V. aansprakelijk is voor de door [Verzoekster] geleden schade als gevolg van het haar op 4 oktober 2011 overkomen bedrijfsongeval;
5.2
veroordeelt Divi tot betaling van die schade nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3
veroordeelt Divi in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [Verzoekster] worden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 2.500,- voor salaris gemachtigde;
5.4
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 december 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.