ECLI:NL:OGEAA:2018:757

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
AUA201803433 en AUA201803434
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake gezinshereniging

In deze zaak hebben verzoekers, een man en een vrouw, beiden van Colombiaanse nationaliteit, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf in Aruba. De aanvragen waren eerder afgewezen door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Verzoekers hebben op 29 oktober 2018 bezwaar aangetekend tegen deze afwijzingen en vroegen het gerecht om de bestreden beschikkingen te schorsen en een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 12 november 2018, waarbij verzoekers werden bijgestaan door hun advocaat.

De rechter overwoog dat verzoekers niet voldoende spoedeisend belang hadden bij het treffen van een voorlopige voorziening. Er was geen bewijs dat de vrouw en de zoon, die in Aruba verblijven, een dreiging van uitzetting of inbewaringstelling ondervonden. De rechter merkte op dat de aanvragen van verzoekers waren afgewezen op basis van het beleid dat per 1 november 2018 was gewijzigd, en dat de beslissingen op bezwaar heroverwogen zouden worden. De rechter concludeerde dat de verzoeken om voorlopige voorziening moesten worden afgewezen, en dat de vraag of de aanvragen op goede gronden waren afgewezen in de bodemprocedure moest worden beantwoord.

De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 26 november 2018, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 26 november 2018
Lar nr. AUA201803433 en AUA201803434

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[de man],
in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige
[de zoon](hierna: de zoon),
hierna te noemen: de man,
2.[de vrouw]pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de zoon,
hierna te noemen: de vrouw,
verblijvende in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: de advocaat mr. V.A.V. Carlo,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

PROCESVERLOOP

1.1
Bij beschikking van 10 oktober 2018 (CRV 5002006097) is de aanvraag van de man om een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinshereniging ten behoeve van de zoon, afgewezen.
1.2
Hiertegen hebben verzoekers op 29 oktober 2018 een bezwaarschrift ingediend.
1.3
Verzoekers hebben op 29 oktober 2018 een verzoekschrift bij dit gerecht ingediend strekkende tot het schorsen van de bestreden beschikking en het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer AUA201803433.
2.1
Bij beschikking van 10 oktober 2018 (CRV 5002006096) is de aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinshereniging ten behoeve van de vrouw, afgewezen.
2.2
Hiertegen hebben verzoekers op 29 oktober 2018 een bezwaarschrift ingediend.
2.3
Verzoekers hebben op 29 oktober 2018 een verzoekschrift bij dit gerecht ingediend strekkende tot het schorsen van de bestreden beschikking en het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer AUA201803434.
3. De verzoeken zijn samen behandeld ter zitting van 12 november 2018. Verzoekers zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde.
4. Uitspraak in beide zaken is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

In beide zaken
Wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Het verzoek
2. De verzoeken strekken tot schorsing van de bestreden beschikkingen en het treffen van een voorlopige voorziening ter voorkoming van onevenredig nadeel, inhoudende dat de vrouw en de zoon worden behandeld als ware zij in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning, zulks totdat in hoogste instantie op het bezwaar zal zijn beslist, het een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Feiten
3.1
Verzoekers en hun zoon hebben de Colombiaanse nationaliteit.
3.2
Aan de man is op 14 maart 2018 een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend, met een geldigheidsduur van 23 februari 2018 tot en met 23 februari 2019, om als General manager werkzaam te zijn bij [het bedrijf] (hierna: het bedrijf).
3.3
De man staat bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als procuratiehouder m/t General manager van het bedrijf. Hij is voor 40% aandeelhouder van het bedrijf.
3.4
Bij de bestreden beschikkingen van 10 oktober 2018 zijn de aanvragen van verzoekers, tot verlening van vergunningen tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinshereniging aan de vrouw en de zoon, afgewezen.
Spoedeisend belang
4.1
Niet is gebleken dat verzoekers een voldoende spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. Dat de vermelding “uit ambtsberichten of controle blijkt dat u illegaal verblijft op Aruba” impliceert dat de vrouw en de zoon zullen worden uitgezet, verwijderd dan wel in bewaring gesteld, zoals verzoekers vrezen, blijkt nergens uit. Aan de vrouw noch de zoon is immers een bevel tot uitzetting, verwijdering of inbewaringstelling afgegeven of zelfs aangezegd. Bij afwezigheid van een dergelijke dreiging is voor toepassing van artikel 54 van de Lar, zoals door verzoekers verzocht, in beginsel geen plaats.
4.2
Ter zitting is door verweerder bevestigd dat de man als investeerder een eerste vergunning verleend heeft gekregen, maar dat dit niet als zodanig op de vergunning vermeld staat. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het beleid betreffende gezinshereniging bij investeerders met ingang van 1 november 2018 is gewijzigd. Namens verweerder is ter zitting vermeld dat de bestreden beschikkingen in de bezwaarprocedure zullen worden heroverwogen en dat de beslissingen op bezwaar zullen worden genomen op grond van het vanaf 1 november 2018 geldende beleid. Conform de beleidsinstructie mogen de gezinsleden van een investeerder, dus in dit geval de vrouw en de zoon, de beslissing op hun bezwaarschriften hier te lande afwachten, aldus verweerder.
4.3
Gelet op het bovenstaande en nu verzoekers overigens ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een onevenredig nadeel, zullen de verzoeken worden afgewezen. De vraag of verweerder op goede gronden de aanvragen van verzoekers heeft afgewezen dient in de bodemprocedure beantwoord te worden.
5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst in beide zaken het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.