ECLI:NL:OGEAA:2018:756
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake vergunning tot verblijf in Aruba
In deze zaak heeft de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie (hierna: de Minister) de aanvraag van de appellant om een vergunning tot verblijf in Aruba afgewezen. De appellant, die in persoon procedeerde, heeft op 23 januari 2018 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. De Minister heeft echter het bezwaar op 28 maart 2018 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De appellant heeft vervolgens op 19 april 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.
Tijdens de zitting op 15 oktober 2018 heeft de appellant aangevoerd dat zijn toenmalige gemachtigde hem onjuiste informatie heeft gegeven over de mogelijkheid om bezwaar te maken. De appellant stelde dat deze informatie hem heeft verhinderd om tijdig bezwaar te maken. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie eventuele fouten van de gemachtigde aan de appellant moeten worden toegerekend. Dit betekent dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 22 november 2017 is aangevangen en op 2 januari 2018 is geëindigd. Aangezien het bezwaarschrift pas op 23 januari 2018 is ingediend, is dit buiten de termijn. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en de Minister heeft terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 november 2018. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.