ECLI:NL:OGEAA:2018:756

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
AUA201801063
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake vergunning tot verblijf in Aruba

In deze zaak heeft de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie (hierna: de Minister) de aanvraag van de appellant om een vergunning tot verblijf in Aruba afgewezen. De appellant, die in persoon procedeerde, heeft op 23 januari 2018 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. De Minister heeft echter het bezwaar op 28 maart 2018 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De appellant heeft vervolgens op 19 april 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Tijdens de zitting op 15 oktober 2018 heeft de appellant aangevoerd dat zijn toenmalige gemachtigde hem onjuiste informatie heeft gegeven over de mogelijkheid om bezwaar te maken. De appellant stelde dat deze informatie hem heeft verhinderd om tijdig bezwaar te maken. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie eventuele fouten van de gemachtigde aan de appellant moeten worden toegerekend. Dit betekent dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 22 november 2017 is aangevangen en op 2 januari 2018 is geëindigd. Aangezien het bezwaarschrift pas op 23 januari 2018 is ingediend, is dit buiten de termijn. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en de Minister heeft terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 november 2018. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 26 november 2018
AUA201801063

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:

de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 21 november 2017 heeft verweerder de aanvraag van appellant om een vergunning tot verblijf om op Aruba zelfstandig en voor onbepaalde tijd te verblijven,
afgewezen.
Appellant heeft op 23 januari 2018 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking op bezwaar van 28 maart 2018 (bestreden beschikking) heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Tegen de bestreden beschikking heeft appellant op 19 april 2018 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 14 augustus 2018 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 oktober 2018, alwaar zijn verschenen appellant, bijgestaan door P. Arends, en de gemachtigde van verweerder.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.1
Nu de beschikking op 21 november 2017 is gedagtekend, is de bezwaartermijn op 22 november 2017 aangevangen en op 2 januari 2018 geëindigd. Het op 23 januari 2018 ingekomen bezwaarschrift is dan ook buiten de termijn ingediend.
2.2
In een brief van 24 januari 2018 heeft appellant aangevoerd dat zijn toenmalige gemachtigde de slechte informatie heeft gegeven dat geen bezwaar kan worden gemaakt tegen de beslissing van DIMAS omdat het een bijzondere zaak van amnestie “Dreamers” was.
Appellant heeft een brief van de toenmalige gemachtigde bijgevoegd waarin, naar het gerecht begrijpt, wordt gesteld dat bezwaar maken zinloos is omdat appellant niet aan de voorwaarden voldoet.
2.3
Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof Van Justitie, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 mei 2004, ECLI:NL:OGHNAA:2004:BF3224, moeten eventuele fouten bij de behartiging van zijn zaken door een gemachtigde aan appellant worden toegerekend. Hetgeen appellant heeft aangevoerd, kan reeds daarom niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding leiden. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen de bestreden beschikking moet daarom ongegrond worden verklaard.
2.4
Gelet op het vorenstaande overweegt het gerecht het volgende nog ten overvloede.
In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder gesteld dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden van de gevraagde vergunning in het kader van het project “Dreamers” omdat hij niet voorafgaand aan de aanvraag tien jaren onafgebroken verblijf had in Aruba en hij bovendien niet vijf van deze tien jaren minderjarig was. Gezien het gehanteerde beleid acht het gerecht dit inhoudelijke standpunt juist.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.