ECLI:NL:OGEAA:2018:753

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
AUA201703453
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie (hierna: appellant) beroep ingesteld tegen een beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De zaak betreft een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf, dat door verweerder op 29 mei 2017 is afgewezen. Appellant heeft op 20 juni 2017 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Aangezien verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist, heeft appellant op 12 december 2017 beroep ingesteld bij het Gerecht. De zitting vond plaats op 15 oktober 2018, waarbij verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde, maar appellant niet verschenen was.

De rechter heeft overwogen dat het bezwaarschrift van appellant kennelijk nog niet was behandeld en dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift, ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), acht weken bedraagt. Aangezien verweerder in gebreke was gebleven om tijdig op het bezwaarschrift te beslissen, diende het beroepschrift uiterlijk op 5 december 2017 te worden ingediend. Het beroep is echter pas op 12 december 2017 ingediend, wat betekent dat het buiten de termijn is ingediend en derhalve niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechter heeft verder opgemerkt dat er inmiddels nieuwe informatie is overgelegd door de gemachtigde van verweerder, maar dit heeft geen invloed op de beslissing over de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechter heeft geen aanleiding gezien om een partij in de kosten van het geding te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 november 2018. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 26 november 2018
AUA201703453

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellant],

verblijvend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: J.P. Ruiter,
gericht tegen:

de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER.
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 29 mei 2017 heeft verweerder een verzoek van appellant om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om bij [werkgever] werkzaam te zijn en onder zijn garantie te zijn, afgewezen.
Daartegen heeft appellant op 20 juni 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 12 december 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 10 april 2018 een verweerschrift ingediend.
Het beroep van appellant is behandeld ter zitting van 15 oktober 2018, alwaar is verschenen verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd. Appellant is, hoewel op de voorgeschreven wijze uitgenodigd, niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1.1.
Op het bezwaarschrift van appellante is kennelijk nog niet beslist. Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de LAR bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift, indien het betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, acht weken, ingaande op de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt tijdig op het bezwaar te beslissen. Gelet op de termijnen, genoemd in de artikelen 15, onder a, 19, eerste en tweede lid, en 20, eerste lid, van de LAR, diende verweerder binnen maximaal zestien weken na ontvangst van het bezwaarschrift - dat wil zeggen uiterlijk op 10 oktober 2017 - daarop een beslissing te nemen. Daarbij is niet relevant op welk tijdstip verweerder het bezwaarschrift daadwerkelijk ter behandeling aan de bezwaaradviescommissie heeft gezonden. Het niet (tijdig) doorzenden na ontvangst van het bezwaarschrift doet deze termijn niet verlengen. Op 11 oktober 2017 is verweerder derhalve in gebreke geraakt om tijdig op het bezwaarschrift van 19 juni 2017 te beslissen
1.2
Gezien artikel 27, tweede lid, van de LAR, diende het beroepschrift uiterlijk op 5 december 2017 worden ingediend. Het beroep is echter ingediend op 12 december 2017, dus buiten de termijn. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
2. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder over de inhoudelijke kant van de zaak opgemerkt dat inmiddels een nieuwe inkomensverklaring is overgelegd en dat appellant niet meer ingeschreven is bij de Sociale Verzekeringsbank. Een nieuwe beoordeling is daarom aan de orde.
3. Voor veroordeling van een partij in de kosten van dit geding bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 26 november 2018, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.