ECLI:NL:OGEAA:2018:75

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
AUA201701281
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar dat appellanten hebben ingediend tegen de afwijzing van een vergunning tot tijdelijk verblijf. Appellanten, beiden woonachtig in Aruba, hebben op 21 juli 2016 bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de Minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie, gedateerd 11 maart 2016. De minister verklaarde het bezwaar op 4 april 2017 niet-ontvankelijk, waarop appellanten op 29 juni 2017 beroep instelden bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Tijdens de zitting op 27 november 2017 werd de zaak behandeld, waarbij de appellanten werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. D.G. Illes.

Het gerecht oordeelt dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het beroep verschoonbaar is. De beslissing op bezwaar was gedateerd op 4 april 2016, en de beroepstermijn van zes weken was dus verstreken op 5 mei 2016. Appellanten hebben echter aangevoerd dat zij pas op 11 juli 2016 kennis hebben genomen van de beschikking, en dat zij direct daarna bezwaar hebben gemaakt. Het gerecht heeft vastgesteld dat appellanten tijdig een adreswijziging hebben doorgegeven en dat zij herhaaldelijk navraag hebben gedaan naar de beschikking. Hierdoor oordeelt het gerecht dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en dat het bezwaar ontvankelijk is.

De rechter heeft het beroep van appellanten gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de minister binnen drie maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing moet nemen op het bezwaar. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan appellanten en is het griffierecht aan hen terugbetaald. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na dagtekening van de beslissing moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 29 januari 2018
AUA201701281
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.appellant sub 1,

2.appellante sub 2,
beide wondend in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
gericht tegen:
de Minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER
gemachtigde: (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Appellanten hebben op 21 juli 2016 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van verweerder van 11 maart 2016, waarbij het verzoek van appellant sub 1 om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om bij zijn echtgenote appellante sub 2 te verblijven, is afgewezen.
Bij beschikking van 4 april 2017 heeft verweerder voornoemd bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de beschikking op bezwaar hebben appellanten op 29 juni 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 27 november 2017, alwaar zijn verschenen appellanten bij hun gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

2.1
Ingevolgde artikel 27 lid 1 Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) dient een beroepschrift binnen zes weken na dagtekening van de beschikking op bezwaar te zijn ingediend.
Ingevolge artikel 28, derde lid, van de LAR blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.2
De beslissing op bezwaar is gedagtekend op 4 april 2016. Uit het voorgaande volgt dat de beroepstermijn (6 weken) is ingegaan op 5 april 2016. Het beroepschrift is op 29 juni 2017, derhalve te laat ingediend. Het gerecht is echter van oordeel dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, zodat met toepassing van artikel 28, derde lid, van de Lar niet-ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven. Immers appellanten hebben onbestreden aangevoerd dat zij pas op de hoorzitting van 27 juni 2017 kennis hebben kunnen nemen van de beslissing op bezwaar van 4 april 2016 en daartegen direct daarna (op 29 juni 2017) beroep hebben ingesteld. Het tegendeel blijkt ook niet uit de stukken. Hierna zal het gerecht beoordelen of het bezwaar van appellanten ontvankelijk is.
Ontvankelijkheid bezwaar
2.3
Appellanten hebben op 21 juli 2016 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 11 maart 2016. Verweerder stelt dat het bezwaarschrift van 21 juli 2016 buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend en dat zich geen redenen voordoen, op grond waarvan deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 4 april 2016 niet-ontvankelijk verklaard.
2.4
Over de ontvankelijkheid van het bezwaar oordeelt het gerecht als volgt. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend. Nu de beschikking op 11 maart 2016 is gedagtekend, is het op 21 juli 2016 ingekomen bezwaarschrift buiten de in voornoemd artikel gegeven termijn ingediend.
2.5
Appellanten hebben aangevoerd dat zij pas op 11 juli 2016 kennis hebben kunnen nemen van de beschikking en dat zij binnen twee weken nadien, derhalve zo snel als mogelijk bezwaar hebben gemaakt. Ter staving hiervan is een afschrift van het ontvangstbewijs van de beschikking (CRV-5001113532) overgelegd met daarop een stempelafdruk van 11 juli 2016. Uit het verhandelde ter zitting en de gedingstukken leidt het gerecht af dat het niet aan appellanten te wijten is dat zij pas op 11 juli 2016 kennis hebben genomen van de beschikking. Zo hebben zij tijdig een adreswijziging doorgegeven aan het postkantoor en ook acht het gerecht het betoog aannemelijk dat zij diverse keren bij het postkantoor en de DIMAS navraag hebben gedaan naar de beschikking op bezwaar. Het gerecht acht de termijnoverschrijding dan ook verschoonbaar. Het bezwaar is derhalve ontvankelijk. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar dienen te nemen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep van appellanten gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 4 april 2017;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellanten, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellanten voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1000,-;
- gelast dat het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hen wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 29 januari 2018, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).