ECLI:NL:OGEAA:2018:736

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
169 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van verkrachting en bedreiging met geweld in Aruba

In de zaak tegen de verdachte, die op 7 januari 2018 in Aruba zou hebben geprobeerd de aangeefster te verkrachten, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 juni 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A.R. Heinze, terwijl de officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, een gevangenisstraf van zesendertig maanden eiste. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van de aangeefster en het bedreigen met het verspreiden van seksueel getinte beelden. Tijdens de zittingen op 13 april en 8 juni 2018 heeft de aangeefster verklaard dat de verdachte haar onder dwang had benaderd, maar het gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de aangeefster waren niet voldoende onderbouwd door ander bewijs, en er waren geen directe getuigen van de verkrachting. Het gerecht concludeerde dat de verdachte het voordeel van de twijfel moest krijgen, wat leidde tot vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, waaronder een mobiele telefoon en een motorvoertuig. Het vonnis werd uitgesproken door rechter M. Schoemaker.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2018 en 8 juni 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A.R. Heinze.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van beide tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1. dat hij op of omstreeks 7 januari 2018 in Aruba,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], te weten:
- het brengen van zijn penis in de mond van die [aangeefster] en/of
- het brengen en houden en heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina van die [aangeefster]
en welk geweld of andere feitelijkheid/feitelijkheden en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid/feitelijkheden hierin heeft/hebben bestaan dat hij
- op de borst van die [aangeefster] is gaan zitten en/of
- ( op dwingende toon) die [aangeefster] opdracht heeft gegeven om haar mond open te maken en/of
- het hoofd van die [aangeefster] heeft vastgehouden en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en fysieke uitingen van die [aangeefster] dat zij het niet wilde en/of
- ( vervolgens) de pyjama en/of het ondergoed, althans de kleding van die [aangeefster], heeft
afgetrokken en/of
- die [aangeefster] bij haar benen heeft vastgepakt en naar zich toe heeft getrokken en/of
- de benen van die [aangeefster] met kracht heeft vastgehouden;
(artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 22 februari 2018, althans van 19 februari 2018 tot en met 21 februari 2018, in Aruba
een ander, te weten [aangeefster],
door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of een andere feitelijkheid, gericht tegen die [aangeefster],
heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden,
te weten:
het hebben van seks met de verdachte,
door te dreigen
- om seksueel getinte foto- en/of video opnamen van die [aangeefster] en/of die [aangeefster] met verdachte
naar de werkgever, althans de managing director van de werkgever van [aangeefster] te sturen en/of op facebook, in elk geval het internet, te zetten en/of
- om de werkgever, althans de managing director van de werkgever van die [aangeefster] te gaan vertellen dat [aangeefster] seksuele relaties onderhoudt met een of meer collega’s van [aangeefster] en/of
- om de werkgever van die [aangeefster] te gaan vertellen dat [aangeefster] gedurende werktijd het werk verlaat om met een of meer collega’s, althans een of meer mannen, seks te hebben;
(artikel 2:254 leden 1 en 2 van het Wetboek van strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Vrijspraak
Anders dan de officier van justitie is het gerecht van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met een voldoende mate van zekerheid vastgesteld kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Het gerecht overweegt hiertoe als volgt.
Feit 1
Aangeefster [aangeefster] heeft op 1 februari 2018 aangifte gedaan van een verkrachting die volgens haar op 7 januari 2018 heeft plaatsgevonden. Zij heeft daarover samengevat het volgende verklaard. De verdachte kwam die nacht van de fakkeloptocht thuis. De aangeefster was in haar slaapkamer in slaap gevallen. De verdachte kwam op bed en trachtte haar op haar mond te kussen. Hij was onder invloed van alcohol. Zij bleef met haar mond dicht en bleef bewegen zodat hij haar niet kon kussen. De verdachte haalde zijn geslachtsdeel uit zijn broek en hij kwam op haar borst zitten. Hij hield haar hand en hoofd met een hand vast en met de andere hand deed hij zijn geslachtsdeel in haar mond. Doordat zij haar mond niet wilde openen gaf hij haar verschillende keren opdracht om haar mond te openen. Doordat hij agressief was, was zij bang voor hem en deed zij haar mond open zodat zijn geslachtsdeel in haar mond kon. Het lukte haar om haar handen van onder zijn benen te halen waarna zij hem van zich af had gestoten. Hierna deed de verdachte haar pyjama en onderbroek uit, waarna hij haar vasthield aan haar benen en haar naar hem toe trok. De verdachte bleef haar aan haar benen vasthouden en daarna had hij zijn geslachtdeel in haar geslachtsdeel gepenetreerd. Hij hield haar met kracht aan haar benen vast waarna zij blauwe plekken had opgelopen. Zij heeft daarvan foto’s gemaakt. Nadat de verdachte haar had gepenetreerd, begon zij te huilen en toen stopte hij. De verdachte had zijn geslachtsdeel 2 a 3 keer heen en weer in haar geslachtsdeel gedaan.
De aangeefster heeft aan de politie foto’s verstrekt waarop enkele beurse plekken te zien zijn.
De verdachte heeft vanaf het begin stellig ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan verkrachting.
Het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaringen van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te komen dient de verklaring van de aangeefster voldoende steun te vinden in ander bewijsmateriaal. Het gerecht stelt in dit verband vast dat direct aanvullend bewijs, dat betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen, ontbreekt. Immers, er zijn geen directe getuigen en ook overigens is er geen direct, solide bewijs, dat de verklaring van de aangeefster ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen ondersteunt.
Aangeefster heeft op 19 maart 2018, in een aanvullende verklaring, verklaard dat zij haar collega [getuige 1] heeft verteld over de verkrachting. Deze collega is eerst op 4 juni 2018 door de politie als getuige gehoord. Het gerecht stelt vast dat de verklaring van deze getuige over hetgeen de aangeefster aan haar heeft verteld over de verkrachting niet alleen geruime tijd na het incident is afgelegd maar tevens op een essentieel punt verschilt van de aangifte. De aangeefster heeft immers verklaard dat zij in haar slaapkamer in slaap was gevallen, terwijl getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de aangeefster haar vertelde dat zij bij haar kinderen in de kamer lag te slapen, toen de verdachte naar binnen liep en haar naar de slaapkamer trok, waarna de aangeefster besloot om mee te gaan om de kinderen niet wakker te maken.
Daarbij komt dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de aangeefster haar niet heeft verteld of het de verdachte was gelukt om de aangeefster seksueel te penetreren, terwijl juist dit een essentieel onderdeel is van het ten laste gelegde feit. Gelet op vorenstaande kan de verklaring van getuige [getuige 1] naar het oordeel van het gerecht niet als steunbewijs worden gebruikt.
Voorts is er nog een verklaring van een andere collega, te weten getuige [getuige 2]. Zij heeft op 2 maart 2018 een verklaring afgelegd. Opvallend daarbij is dat de aangeefster in haar aangifte en nadere verklaring deze getuige niet noemt, hoewel in het proces-verhaal van verhoor van getuige [getuige 2] wel staat opgenomen dat de verbalisant aan de getuige voorhoudt dat de aangeefster bij haar aangifte van 1 februari 2018 had verteld dat zij getuige [getuige 2] over de verkrachting had verteld. Los gezien daarvan komt de verklaring van getuige [getuige 2] over hetgeen de aangeefster aan haar heeft verteld over de verkrachting wel gedetailleerd overeen met de aangifte en heeft getuige [getuige 2] verklaard dat de aangeefster in de maand januari had verteld over de verkrachting die in het weekend, volgens haar na de fakkeloptocht, had plaatsgevonden. Voorts heeft deze getuige verklaard dat de aangeefster er depressief uitzag en dat zij begon te huilen toen zij over het voorval vertelde. De verklaring van deze getuige levert derhalve wel steunbewijs op. Daar tegenover staat evenwel dat het, met uitzondering van hetgeen de getuige over de gemoedstoestand van de aangeefster op het moment dat zij over de verkrachting vertelde heeft verklaard, een verklaring van horen zeggen betreft.
Verder heeft de aangeefster in de aangifte van bedreiging van 23 januari 2018, waarin zij voor het eerst melding maakte van de verkrachting, verklaard dat zij de verdachte twee weken daarvoor, omstreeks 2:30 uur na de fakkeloptocht met een vuurwapen had gezien en dat dat het geval betrof waarbij zij door de verdachte werd verkracht. Het roept vraagtekens op dat de aangeefster in haar aangifte van verkrachting op 1 februari 2018 en ook daarna niets meer heeft verklaard over dit vuurwapen.
Het gerecht concludeert dat onder deze feiten en omstandigheden de ondersteunende verklaring van getuige [getuige 2] onvoldoende gewicht in de schaal legt om tot de overtuiging te komen dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde heeft begaan. Er kan niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld wat zich heeft afgespeeld tussen de aangeefster en de verdachte. Het gerecht neemt hierbij mede in overweging dat, gezien de uit de verklaringen van de aangeefster en de verdachte naar voren gekomen gespannen en problematische relatie tussen de aangeefster en de verdachte, de mogelijkheid bestaat dat de aangeefster om haar moverende redenen op de manier is gaan verklaren zoals zij heeft gedaan, maar dat die verklaringen niet (volledig) in overeen-stemming zijn met de werkelijkheid. De verdachte dient daarom het voordeel van de twijfel te krijgen, zodat hij van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Feit 2
De aangeefster heeft op 19 maart 2018, naar aanleiding van de verklaring van de verdachte voor zover inhoudende dat de verdachte en de aangeefster de week na de fakkeloptocht 1 tot 3 keren per week seks met elkaar hielden en voorts dat de aangeefster de verdachte drie dagen achter elkaar voor seks had gevraagd, het volgende verklaard:
De verdachte had een afspraak gemaakt met de baas van aangeefster en gaf aangeefster te weten dat hij al haar naaktfoto’s en opnames naar haar baas zou sturen. Zij had toen twee opties van hem gekregen. Ze moest elke avond en elke morgen seks met hem hebben anders zou hij al deze foto’s en opnames naar haar baas sturen en op facebook plaatsen. Om die reden heeft zij op 19, 20 en 21 februari 2018 (de verdachte werd op 22 februari 2018 aangehouden) aan de verdachte gevraagd of hij seks met haar wilde hebben. Op 27 maart 2018 heeft de aangeefster vervolgens aangifte van dit feit gedaan. In deze aangifte heeft zij verklaard dat de verdachte haar had bedreigd dat als zij geen seksuele relatie met hem zou hebben, hij haar naaktfoto’s en -video’s naar haar diensthoofd en kennissen zou sturen en tevens dat hij deze op sociaal media zou plaatsen. Zij voelde zich daardoor gedwongen om een seksuele relatie met de verdachte te hebben.
De verdachte ontkent stellig dat hij de aangeefster op enig moment heeft gedwongen om seks met hem te hebben. Volgens de verdachte vonden alle seksuele contacten plaats op vrijwillige basis van beide kanten.
In het strafdossier bevindt zich een whatsappgesprek van de verdachte met de aangeefster waarin de verdachte dreigt om seksueel getinte foto’s van de aangeefster aan haar leidinggevende te sturen, alsmede om haar leidinggevende te gaan vertellen dat zij seksuele relaties onderhoudt met een of meer collega’s en gedurende werktijd het werk verlaat om met een of meer collega’s seks te hebben. Daarnaast blijkt uit een whatsapp- gesprek dat de verdachte de aangeefster op 19 februari 2018 twee opties heeft gegeven waaruit ze kon kiezen, optie A: (vrij vertaald) dat hij alles aan haar werkgever zou verstrekken of optie B die hij haar die middag zou vertellen. De verdachte ontkent dat optie B inhield dat de aangeefster elke dag seks met de verdachte moest hebben. Uit de whatsappgesprekken tussen de verdachte en de aangeefster die zich in het strafdossier bevinden, en ook die de verdachte naar twee personen (een collega en een kennis van de aangeefster) heeft gestuurd, kan naar het oordeel van het gerecht geconcludeerd worden dat de verdachte het niet kon verteren dat de aangeefster (volgens hem) seksuele contacten had met andere mannen en dat dit kennelijk een drijfveer was bij de dreigementen om seksueel getinte foto’s van de aangeefster en andere informatie aan de leidinggevende van de aangeefster te verstrekken en om die seksueel getinte foto’s op facebook te plaatsen. Uit de whatsappgesprekken blijkt evenwel niet dat ‘optie B’ inhield dat de aangeefster seks met de verdachte moest hebben.
Concluderend is er naar het oordeel van het gerecht te weinig steunbewijs om tot de overtuiging te komen dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen om seks met de verdachte te hebben door voornoemde dreigementen. Het gerecht heeft ook wat betreft dit feit laten meewegen dat, gezien de uit de verklaringen van de aangeefster en de verdachte naar voren gekomen gespannen en problematische relatie tussen de aangeefster en de verdachte, de mogelijkheid bestaat dat de aangeefster om haar moverende redenen op de manier is gaan verklaren zoals zij heeft gedaan, maar dat die verklaringen niet volledig in overeenstemming zijn met de werkelijkheid op het punt dat er sprake is geweest van dwang om seks met de verdachte te hebben. De verdachte dient daarom, hoe verwerpelijk de door de verdachte geuite dreigementen jegens de aangeefster ook zijn, ook van dit feit vrijgesproken te worden.

5.Inbeslaggenomen voorwerpen

Teruggave
De teruggave zal worden gelast van de bij de verdachte in beslag genomen goederen, te weten een zwartkleurige mobiele telefoon Samsung Galaxy S5 en een blauwkleurig motorvoertuig Nissan Fuga, nu die niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

6.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggaveaan de verdachte van de in rubriek 5 genoemde voorwerpen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 29 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.