In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 november 2018 uitspraak gedaan tegen de verdachte, geboren in 1958 en thans gedetineerd in Aruba. De verdachte is beschuldigd van de verkoop van cocaïne in de periode van 2013 tot en met 29 april 2018. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 27 juli 2018 en 9 november 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, advocaat mr. J.F.M. Zara. De officier van justitie, mr. W. Gerretschen, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak of een lagere strafmaat.
De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen, afleveren, vervoeren en in bezit hebben van cocaïne, wat in strijd is met de Landsverordening verdovende middelen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdediging voerde aan dat er sprake was van normschending door de politie, maar het Gerecht verwierp dit verweer.
Na beoordeling van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal van de politie, kwam het Gerecht tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, gelijk aan de straf die eerder aan zijn echtgenote was opgelegd voor een soortgelijk feit. Het Gerecht hield rekening met de ernst van het bewezen verklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar concludeerde dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming passend was.