ECLI:NL:OGEAA:2018:725

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
CVB nr. 3053 van 2016/ AUA201600549
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing van de Sociale Verzekeringsbank over arbeidsgeschiktheid en ziekengeld

In deze zaak gaat het om een beroep van een appellante tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om haar ziekengeld stop te zetten, omdat zij per 12 november 2016 arbeidsgeschikt zou zijn. De appellante, die in Aruba woont, heeft op 13 december 2016 beroep aangetekend tegen deze beslissing. De SVB had op 18 november 2016 besloten om de tegemoetkoming te beëindigen, gebaseerd op de conclusie dat er geen objectieve afwijkingen waren die haar pijnklachten konden verklaren. Tijdens de zitting op 24 augustus 2017 werd het beroep behandeld, waarbij de appellante werd bijgestaan door haar advocaat en de SVB vertegenwoordigd was door een verzekeringsarts en een gemachtigde.

De beoordeling van het College richtte zich op de ontvankelijkheid van het beroep en de inhoudelijke argumenten van de appellante. Het College oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, ondanks een termijnoverschrijding, omdat deze verschoonbaar was. In de inhoudelijke beoordeling werd vastgesteld dat de SVB alle relevante medische informatie had betrokken in haar besluitvorming. De appellante had medische rapporten overgelegd, maar het College concludeerde dat de SVB terecht had geoordeeld dat er geen objectieve medische afwijkingen waren die de pijnklachten konden onderbouwen. De huisarts had in zijn verwijsbrief gesproken van een 'theatrale presentatie', wat de beslissing van de SVB verder ondersteunde. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de SVB om het ziekengeld stop te zetten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG ARUBA bijzondere colleges
Uitspraak van 6 december 2018
CVB nr. 3053 van 2016/ AUA201600549
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZV) van:
[ X ],
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat [ A ],
tegen de beslissing d.d. 18 november 2016 van de
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 18 november 2016 heeft de bank besloten om de tegemoetkoming (ziekengeld) stop te zetten met ingang van 12 november 2016, omdat appellante dan geacht wordt arbeidsgeschikt te zijn.
1.2
Tegen de bestreden beslissing heeft appellante op 13 december 2016 beroep aangetekend.
1.3
Op 24 januari 2017 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellante is op de bijeenkomst van 24 augustus 2017 van dit college behandeld, alwaar aanwezig waren appellante in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en namens de bank drs. M. Schaad en mr. B. Every, verzekeringsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.

2.DE BEOORDELING

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 10, lid 1 van de LvOV is tegen een beslissing van de bank binnen drie weken na haar dagtekening schriftelijk beroep mogelijk op dit College, hetwelk in enige en hoogste instantie beslist.
2.2
Vast staat dat het beroepschrift van appellante na het verstrijken van de wettelijke beroepstermijn van drie weken is ingediend. Uit de door appellante overgelegde bestreden beslissing, met daarop de stempel van de datum van ontvangst, is gebleken dat zij de bestreden beschikking op 22 november 2016 heeft ontvangen. Nu zij onderhavig beroepschrift binnen drie weken na ontvangst van de bestreden beslissing heeft ingediend, is de termijnoverschrijding verschoonbaar en is het beroep ontvankelijk.
Afwijzende beslissing van 3 november 2015
2.3
De stellingen van appellante ten aanzien van de beslissing van 3 november 2015 blijven hier buiten beschouwing, nu dit geschil zich beperkt tot het onderhavige beroep dat gericht is tegen de beslissing van 18 november 2016.
Inhoudelijk
2.4
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank en meent dat zij ten onrechte per 11 november 2016 arbeidsgeschikt is verklaard. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de beslissing van de bank onzorgvuldig is en in strijd met de rechtszekerheid. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij aangevoerd dat zij, als gevolg van de val op het werk in oktober 2015, schade heeft opgelopen en haar werk niet meer kan verrichten vanwege heftige pijnklachten aan haar lage rug en krachtsverlies in haar benen.
Appellante heeft een tweetal ‘medical reports’ van de orthopedisch chirurg, Dr. [ C ], van 30 november 2016 en 21 augustus 2017 overgelegd, waarin de diagnose chronische sacroiliitis rechts en bursitis van de grote trochander rechts is gesteld. Uit het door haar overgelegde medisch verslag van de neuroloog, Dr. [ D ], blijkt dat er geen sprake is van een neurologische afwijking en dat uit de MRI van de rug genomen in 2016 blijkt dat er sprake was van “enige discusverslamming met lichte discus bulging niveau L5/S1.
2.5
De bank heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat er geen objectieve afwijkingen zijn gevonden die de pijnklachten van appellante kunnen verklaren. Daarbij heeft de bank meegewogen dat de neuroloog invasieve pijnbestrijding niet geïndiceerd achtte hetgeen te verwachten was als er redenen waren gevonden voor de pijnklachten. In het verslag van de neuroloog, Dr. [ E ], van 2 augustus 2016, staat als resultaat van de MRI lwk (lumbale wervelkolom) “weinig discusprolaps L5/S1” en als resultaat van het EMG-onderzoek “normale geleiding benen”.
Voorts heeft de bank geconstateerd dat appellante vlot kan lopen zonder gebruik te hoeven maken van een kruk. Wat betreft de diagnose van de orthopedisch chirurg, heeft de bank aangevoerd dat de specialist haar diagnose niet heeft onderbouwd met bijvoorbeeld beeldvormend onderzoek, en dat deze diagnose niet wordt bevestigd door de neurologen.
2.6
Het College overweegt als volgt.
Uit de door partijen overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is genoegzaam gebleken dat de bank bij zijn oordeel en besluitvorming ter zake van de arbeidsgeschiktheid van appellante alle beschikbare en relevante medische informatie heeft betrokken. Nu er geen objectieve afwijkingen zijn gevonden die de pijnklachten van appellante zouden kunnen verklaren, er geen indicatie was voor invasieve pijnstilling, en de huisarts van appellante in zijn verwijsbrief van 31 oktober 2016 schrijft dat sprake is van “theatrale presentatie”, heeft de bank naar het oordeel van het College terecht appellante vanaf 12 november 2016 arbeidsgeschikt verklaard en het ziekengeld stopgezet. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

3.DE BESLISSING

Het college:
verklaart het beroepschrift van appellante ongegrond.
Aldus gegeven op 6 december 2018 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.