ECLI:NL:OGEAA:2018:723

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
AUA201801923
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van dienstverband en doorbetaling van loon na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak verzoekt [verzoeker], die in dienst was bij het Bureau van de Minister van Algemene Zaken, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling, om herstel van zijn dienstverband en doorbetaling van zijn salaris na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door het Land Aruba. De opzegging vond plaats per 31 januari 2018, maar [verzoeker] betwist de rechtmatigheid hiervan en stelt dat de opzegging kennelijk onredelijk is. Hij voert aan dat er geen valide reden voor de opzegging is en dat de gevolgen voor hem onevenredig zwaar zijn. Het Land voert verweer, maar het gerecht oordeelt dat de opzegging in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Het gerecht oordeelt dat [verzoeker] recht heeft op herstel van zijn dienstverband met terugwerkende kracht tot 1 februari 2018 en dat het Land verplicht is om zijn salaris te betalen tot het moment dat het dienstverband rechtsgeldig eindigt. De verplichting tot herstel vervalt indien het Land een afkoopsom van AWG 50.000,00 betaalt. De rechter wijst het verzoek van [verzoeker] toe en veroordeelt het Land in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Beschikking van 4 december 2018
Behorend bij E.J. AUA201801923
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker, hierna te noemen: [verzoeker],
procederend in persoon
tegen:
het openbaar lichaam
HET LAND ARUBA,
verweerster, hierna te noemen: het Land,
procesgemachtigde: mr. M.P. Jansen.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- producties aan de zijde van [verzoeker], overgelegd ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 6 november 2018;
- de aantekeningen van mr. [verzoeker];
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 6 november 2018.
Hierna is beschikking bepaald op 4 december 2018.

2.DE FEITEN

2.1. [
verzoeker] is op 1 januari 2015 in dienst getreden bij het Bureau van de Minister van Algemene Zaken, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling in de functie van beleidsadviseur voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Eman II.
2.2
Op 15 november 2016 is tussen partijen een schriftelijke arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Hierin is onder meer bepaald:
‘dat de werkgever met de werknemer een burgerlijk rechtelijke arbeidsovereenkomst aangaat,
dat op grond van artikel 1613y, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, de bepalingen van de zevende Titel A van het Burgerlijk Wetboek van Aruba niet van toepassing zijn op personen in dienst van de overheid, tenzij deze bepalingen uitdrukkelijk in deze overeenkomst van toepassing worden verklaard.’
2.3
Bij brief van 27 december 2017 heeft het Land het dienstverband met [verzoeker] opgezegd met in achtneming van een maand opzegtermijn, derhalve ingaande 31 januari 2018. In de brief is onder meer te lezen;

In de vergadering van de ministerraad van 20 oktober 2017 (BE-77/17 (Annex)) is besloten om u een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden of om u in tijdelijke dienst te benoemen. Deze beslissing is genomen tijdens de periode van het afscheidsbeleid, dan wel de demissionaire periode van het kabinet Eman II. Een dergelijk besluit is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, daar het afgetreden kabinet het nieuwe kabinet niet voor een voldongen feit mag plaatsen.
[…]
In de vergadering van de Ministerraad van 6 december 2017 (BE-07/17) is besloten tot intrekking van de beslissing van de Ministerraad van 20 oktober 2017 (BE-77/17) (Annex).
[…]
Uw dienstverband wordt, met in achtneming van één maand opzegtermijn, ingaande 31 december 2017 opgezegd en derhalve definitief eindigend op 31 januari 2018.’

3.HET VERZOEK EN HET VERWEER

3.1 [
verzoeker], verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, primair
a. het Land te veroordelen om het dienstverband met [verzoeker] te herstellen en het Land te veroordelen zijn salaris te betalen vanaf 1 februari 2018;
subsidiair
het Land te veroordelen tot betaling van een vergoeding van AWG 100.000,00,
een en ander met veroordeling van Land Aruba in de kosten van het geding.
3.2
Aan dit verzoek legt [verzoeker] - kort weergegeven - ten grondslag dat
De opzegging is kennelijk onredelijk, nu een reden voor de opzegging ontbreekt en de gevolgen van de opzegging voor [verzoeker] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van het Land bij de opzegging.
3.3
Land Aruba voert verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of de opzegging per 1 februari 2018 nietig dan wel kennelijk onredelijk is.
4.2 [
verzoeker] baseert zich op de eerste plaats op de brief van Departamento Recurso Humano (hierna DRH) van 26 oktober 2015. Hierin adviseert DRH om [verzoeker] met ingang van 1 november 2015 als ambtenaar in vaste dienst te benoemen. Om deze reden zou de opzegging volgens [verzoeker] nietig zijn. Wat hier verder ook van zij, vast staat dat [verzoeker] op 15 november 2016 een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft ondertekend en de benoeming in vaste dienst nimmer is geformaliseerd. Op de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] met het Land is de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten noch boek 7A van het Burgerlijk Wetboek van Aruba van toepassing zijn. Dit heeft tot gevolg dat het Land bevoegd is deze arbeidsovereenkomst op te zeggen en [verzoeker] geen beroep toekomt op de nietigheid van de opzegging.
4.2
Dit laat onverlet dat het Land bij haar (rechts)handelen gebonden is aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook als op de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 7A:1613y BW, de zevende titel A van boek 7A toepassing mist, komt bij de invulling van datgene waartoe het Land op grond van de redelijkheid en billijkheid in het licht van de opzegging gehouden is, betekenis toe aan de omstandigheid dat het Land zich ook op grond van de algemene norm als goed werkgever heeft te gedragen.
In dat verband komt aan de vijfde afdeling van de zevende titel A van boek 7A wel enige reflexwerking toe.
4.3
Het gerecht staat dan ook voor de vraag of de gedane opzegging in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid en zo ja welke gevolgen hieraan verbonden dienen te worden. Het Land heeft een opzegtermijn van één maand in acht genomen en dat is, gelet op de korte duur van het dienstverband redelijk. De opzegging is dan ook regelmatig. Dit laat onverlet dat de opzegging, om andere redenen, ‘kennelijk onredelijk’ kan zijn. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.4
Vast staat dat [verzoeker] tot aan de opzegging naar volle tevredenheid functioneerde bij het Departamento Transporte Publico. Zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, gaat het gerecht ervan uit dat de opzegging uitsluitend een politiek motief heeft. Het gerecht vermag evenwel niet in te zien waarom een naar tevredenheid functionerende werknemer het veld zou moeten ruimen, enkel om de reden dat de politieke kleur van de regering wijzigt. De onderhavige opzegging ontbeert dan ook een valide reden. Daar komt bij dat de gevolgen van het ontslag voor [verzoeker] onevenredig zwaar zijn in vergelijking met het belang van het Land bij de opzegging.
4.5 [
verzoeker] stelt dat hij, gezien zijn politieke loopbaan als lid der Staten van Aruba voor de AVP in de periode 2006 tot en met 31 oktober 2013 en als beleidsadviseur van een Minister in de periode 1 november 2015 tot en met 31 oktober 2017 alsmede zijn leeftijd (51 jaar), niet eenvoudig een andere passende baan in de private sector zal verkrijgen. Sinds de opzegging heeft [verzoeker] geen ander werk kunnen vinden en zijn financiële situatie is dan ook penibel. Om deze reden heeft [verzoeker] belang bij het herstel van zijn dienstverband. Dit heeft het Land niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.6
Desgevraagd verklaarde de vertegenwoordiger van het Land ter zitting dat hij niet weet of de functie van [verzoeker] bij DTP al vervuld is. Nu gesteld noch gebleken is dat er ernstige bezwaren bestaan die het herstel van het dienstverband in de weg staan, zal het primaire verzoek van [verzoeker] worden toegewezen. De verplichting om het dienstverband ingaande 1 februari 2018 te herstellen, vervalt door betaling van een afkoopsom van AWG 50.000,00 als bedoeld in artikel 7A:1615t BWA. In dat geval eindigt het dienstverband tussen partijen met ingang van de dag waarop het Land de afkoopsom aan [verzoeker] betaalt.
4.7
Nu het dienstverband is hersteld met ingang van 1 februari 2018 en [verzoeker] aldoor bereid is geweest zijn werkzaamheden bij DTP te hervatten heeft hij tevens recht op het overeengekomen loon. Het Land wordt dan ook veroordeeld tot betaling van dit loon vanaf 1 februari 2018 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd.
4.8
Het Land wordt in het ongelijk gesteld en in de kosten van de procedure veroordeeld, welke aan de zijde van [verzoeker] op Afl. 50,00 griffierecht worden gesteld.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt het Land om het dienstverband tussen partijen met ingang van 1 februari 2018 te herstellen en het overeengekomen loon aan [verzoeker] te betalen tot aan de dag dat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd;
5.2
bepaalt dat de verplichting tot herstel van het dienstverband en betaling van het loon vervalt zodra en op het moment dat het Land aan [verzoeker] een afkoopsom betaalt van
AWG 50.000,00, met dien verstande dat de verplichting van het Land om aan [verzoeker] zijn salaris te betalen pas vervalt vanaf het moment dat voormelde afkoopsom aan [verzoeker] is voldaan;
5.3
bepaalt dat het Land tot uiterlijk 1 januari 2019 gebruik kan maken van de mogelijkheid om de in 5.2 genoemde afkoopsom te betalen;
5.4
veroordeelt het Land in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot Afl. 50,00 griffierecht;
5.5
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken op 4 december 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.[1] Zie onderaan bijlage Formele relaties
2.[2] Zie onderaan bijlage Overzicht rechtsgebieden
3.[3] Zie onderaan bijlage Bijzondere kenmerken van uitspraak