Op 4 december 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen N.V., gevestigd in Aruba, en de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen. De zaak betreft de intrekking van de toestemming voor het gebruik van het Asycuda-systeem, waarmee douaneformaliteiten elektronisch kunnen worden verricht. De Inspecteur had de toestemming ingetrokken na het constateren van onregelmatigheden bij de douane-aangiften van de belanghebbende. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar de Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 31 oktober 2018 heeft de belanghebbende betoogd dat de Inspecteur niet bevoegd was om de toestemming in te trekken en dat er geen misbruik was gemaakt van het systeem. De Inspecteur daarentegen stelde dat er wel degelijk misbruik was gemaakt en dat de intrekking van de toestemming gerechtvaardigd was. Het Gerecht heeft overwogen dat de Inspecteur de belanghebbende niet de gelegenheid heeft gegeven om schriftelijk te reageren op het voornemen tot intrekking, wat een schending van de procedurele regels inhoudt. Desondanks oordeelde het Gerecht dat de intrekking in stand moest blijven, omdat de Inspecteur voldoende redenen had gegeven voor de intrekking en de belanghebbende niet in haar procespositie was geschaad.
Het Gerecht heeft de Inspecteur veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de belanghebbende, omdat er een vormvoorschrift was geschonden bij de intrekking van de toestemming. De proceskosten zijn vastgesteld op Afl. 1.400. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar uitgesproken op 4 december 2018.