ECLI:NL:OGEAA:2018:707
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van een geldlening met buitengerechtelijke kosten
In deze zaak vordert de eiser, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. van der Biezen, van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Sousa, een bedrag van Afl. 4.317,20 wegens een uitstaande schuld uit een geldleningsovereenkomst. De eiser stelt dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de terugbetaling van het geleende bedrag. De gedaagde erkent dat hij een bedrag aan de eiser schuldig is, maar betwist de hoogte van de vordering en de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
De procedure omvat verschillende processtukken, waaronder een vonnis van 21 februari 2018 en aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen. De eiser heeft haar vordering nader toegelicht in de conclusie van repliek, waarin zij aangeeft dat zij rekening heeft gehouden met de door de gedaagde opgevoerde betalingen. De gedaagde heeft echter een nieuw verweer gevoerd, waarin hij stelt dat de eiser hem onderbetaald heeft.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagde gehouden is aan de ondertekende schuldbekentenis van 13 juni 2017, die een totaalbedrag van Afl. 3.252,20 betreft, vermeerderd met extra kosten. Na verrekening van een restitutiebedrag resteert een vordering van Afl. 4.317,20. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de gedaagde in de kosten van de procedure moet worden veroordeeld, aangezien hij grotendeels in het ongelijk is gesteld.
In de uitspraak wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kosten van de procedure worden eveneens aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 14 november 2018 door mr. J. Sap in aanwezigheid van de griffier.