In deze beschikking van 20 november 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geoordeeld over het verzoek van verzoekster tot benoeming als voogdes van de minderjarige, en de schorsing van het ouderlijk gezag van de moeder. De minderjarige, geboren in 2004, woont bij verzoekster, die sinds 2005 de zorg voor haar heeft. De moeder, die in 2017 uit detentie is ontslagen, is naar Spanje vertrokken en heeft sindsdien nauwelijks contact met de minderjarige. Verzoekster heeft aangevoerd dat de moeder geen invulling geeft aan het ouderlijk gezag en dat het in het belang van de minderjarige is dat zij als voogdes kan optreden zonder afhankelijk te zijn van de moeder.
Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van moedwillig plichtsverzuim van de moeder, waardoor het verzoek tot ontzetting van het ouderlijk gezag is afgewezen. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de moeder in Spanje verblijft en niet in staat is om het gezag uit te oefenen, heeft het gerecht geoordeeld dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst. Verzoekster is benoemd tot voogdes over de minderjarige, aangezien het belang van het kind dit vereist. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.