ECLI:NL:OGEAA:2018:704

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
EJ nr. AUA201801380
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming voogdes en schorsing ouderlijk gezag in het belang van de minderjarige

In deze beschikking van 20 november 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geoordeeld over het verzoek van verzoekster tot benoeming als voogdes van de minderjarige, en de schorsing van het ouderlijk gezag van de moeder. De minderjarige, geboren in 2004, woont bij verzoekster, die sinds 2005 de zorg voor haar heeft. De moeder, die in 2017 uit detentie is ontslagen, is naar Spanje vertrokken en heeft sindsdien nauwelijks contact met de minderjarige. Verzoekster heeft aangevoerd dat de moeder geen invulling geeft aan het ouderlijk gezag en dat het in het belang van de minderjarige is dat zij als voogdes kan optreden zonder afhankelijk te zijn van de moeder.

Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van moedwillig plichtsverzuim van de moeder, waardoor het verzoek tot ontzetting van het ouderlijk gezag is afgewezen. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de moeder in Spanje verblijft en niet in staat is om het gezag uit te oefenen, heeft het gerecht geoordeeld dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst. Verzoekster is benoemd tot voogdes over de minderjarige, aangezien het belang van het kind dit vereist. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 20 november 2018
Behorend bij EJ nr. AUA201801380.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[Verzoekster],
wonende in Aruba, [adres],
VERZOEKSTER,
procederend in persoon,
tegen:
[Verweerster],
wonende in Spanje,
VERWEERSTER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Illes.
Belanghebbende:
[naam minderjarige],de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 22 mei 2018;
  • het minderjarigenverhoor van 24 september 2018;
  • de pleitaantekening en aanvullend verzoek zijdens verzoekster, overgelegd ter zitting van 25 september 2018;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 25 september 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw [vertegenwoordiger].
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige is op [geboortedatum] 2004 in Aruba uit de moeder geboren. De vader van de minderjarige is overleden.
2.2
Bij beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (zaak nummer EJ 3209/08–H 176/09) is verzoekster benoemd tot voogdes over de minderjarige gedurende de periode tot negen maanden nadat de moeder uit detentie is ontslagen.
2.3
De moeder is op [datum] 2017 uit detentie ontslagen. Begin juli 2017 is zij naar Spanje vertrokken met de bedoeling om daar te gaan wonen en werken.
2.4
De minderjarige woont nog bij verzoekster en staat ingeschreven op het adres van verzoekster.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot benoeming van verzoekster tot voogdes van de minderjarige, met ontzetting dan wel schorsing van het gezag van de moeder. Daartoe heeft verzoekster aangevoerd dat zij vanaf 24 juni 2005 de zorg over de minderjarige op zich heeft genomen en dat zij in september 2005 is benoemd als voogdes over de minderjarige. Verder heeft zij aangevoerd dat de minderjarige en de moeder nauwelijks in gezinsverband met elkaar hebben samengeleefd, dat de moeder geen invulling heeft gegeven aan het ouderlijk gezag, dat de inmiddels 13-jarige minderjarige heeft geweigerd met de moeder mee te gaan naar Spanje en dat zij nu slechts via de whatsapp contact met elkaar hebben. Verzoekster meent dat het in het belang van de minderjarige is dat zij, als de feitelijke verzorger en opvoeder, ook de belangrijke beslissingen ten aanzien van de minderjarige kan nemen zonder daarbij afhankelijk te moeten zijn van de moeder, met wie verzoekster moeilijk kan communiceren.

4.DE BEOORDELING

4.1
Wat betreft het verzoek tot ontzetting, overweegt het gerecht als volgt.
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269, lid 1 en onder e, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van het bestaan van gegronde vrees voor verwaarlozing van de belangen van het kind, doordat de ouder het kind terugeist of terugneemt van anderen die diens verzorging en opvoeding op zich hebben genomen. Ingevolge artikel 1:270, lid 2 BWA kan bedoelde ontzetting verzocht worden door degene die de verzorging en opvoeding van het kind op zich heeft genomen.
Verzoekster kan gelet hierop worden ontvangen in haar verzoek.
4.2
Artikel 1:269 BWA vormt de basis voor de kinderbeschermingsmaatregel van de ontzetting. Deze maatregel is de zwaarste en de meest infamerende van de bestaande kinderbeschermingsmaatregelen. Door middel van deze kinderbeschermingsmaatregel kan immers een einde worden gemaakt aan het ouderlijk gezag als sprake is van moedwillig plichtsverzuim of onwaardigheid de taak als opvoeder te vervullen. De ontzetting heeft derhalve een onterend en verwijtend karakter.
Op grond van het eerste lid geldt dat de ontzetting in het belang van het kind noodzakelijk moet zijn. Daarnaast dient voor de ontzetting een grond te bestaan. De ontzettingsgrond genoemd in sub e is opgenomen in de wet om de positie van pleegouders te versterken en is slechts aan de orde als er gegronde vrees bestaat voor verwaarlozing van de belangen van het kind als het kind bij de ouders terugkeert.
4.3
Gelet op wat ter zitting is besproken, is het gerecht van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van moedwillig plichtsverzuim van de moeder of onwaardigheid de taak als opvoeder te vervullen. Het verzoek tot ontzetting zal dan ook worden afgewezen.
4.4
Wat betreft het verzoek om schorsing van het gezag van de moeder, overweegt het gerecht het volgende.
Het verzoek is kennelijk gegrond op artikel 1:253r juncto artikel 1:253q BWA. Ingevolge voornoemde artikelen is - voor zover hier van belang - het gezag dat aan een ouder toekomt geschorst gedurende de tijd waarin de ouder al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen. In dat geval, benoemt de rechter een voogd.
4.5
In dit geval is gebleken dat de moeder in juli 2017 naar Spanje is vertrokken om zich daar te gaan vestigen. Op dat moment was verzoekster nog voogdes van de minderjarige. In december 2017, zijnde negen maanden nadat de moeder uit detentie is ontslagen, is de voogdij geëindigd. De minderjarige woont echter nog bij verzoekster. De moeder, die thans in Spanje verblijft, kan het gezag, dat haar vanaf december 2017 toekomt, niet naar behoren uitoefenen. Ter zitting heeft de moeder te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen benoeming van verzoekster als voogd over de minderjarige, nu verzoekster degene is die de minderjarige feitelijk verzorgt en opvoedt en de moeder nog bezig is haar leven in Spanje op te bouwen.
Het gerecht constateert dat de moeder gelet op het bovenstaande, al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag over de minderjarige uit te oefenen. Aldus is de conclusie dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst.
4.6
In het gezag over de minderjarige dient dan te worden voorzien. Verzoekster zal tot voogdes over de minderjarige worden benoemd, nu het belang van de minderjarige zich niet hiertegen verzet en overigens van bezwaren daartegen niet zijn gebleken.
4.7
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verstaat dat het ouderlijk gezag over de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 in Aruba, dat aan de moeder,
[verweerster]toekomt, is geschorst gedurende de tijd dat de moeder zonder de minderjarige in Spanje verblijft,
benoemt [verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1971 in Aruba, tot voogdes over de minderjarige,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 20 november 2018 door mr. N.K Engelbrecht, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier.