In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 20 november 2018, wordt een verzoek behandeld van de vader om het gezag over zijn minderjarige kinderen te wijzigen. De minderjarigen, geboren uit de moeder en erkend door de vader, verblijven bij de vader in Aruba, terwijl de moeder in Nederland woont. De moeder heeft geen verweer ingediend en is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij was opgeroepen. De vader heeft aangevoerd dat de moeder vier jaar geleden naar Nederland is verhuisd en sindsdien nauwelijks contact heeft gehad, wat het nemen van belangrijke beslissingen over de kinderen bemoeilijkt.
De rechter oordeelt dat het verzoek van de vader is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de vader de mogelijkheid biedt om het gezag over de kinderen te verzoeken, mits dit in het belang van de kinderen is. De rechter merkt op dat de moeder, hoewel zij naar Aruba was gekomen voor de behandeling, vanwege een medische noodsituatie naar Colombia moest vertrekken en daardoor niet aanwezig kon zijn. Dit roept vragen op over haar standpunt ten aanzien van het verzoek van de vader.
De rechter concludeert dat er voldoende aanleiding is om de vader, die de kinderen sinds hun geboorte heeft verzorgd, (mede) met het gezag te belasten. Echter, om te bepalen of de vader alleen met het gezag moet worden belast of dat dit gezamenlijk met de moeder kan, is meer informatie nodig. Daarom wordt de Voogdijraad verzocht een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van de betrokken partijen. De zaak wordt verwezen naar een rolzitting voor de indiening van het rapport van de Voogdijraad, waarna een datum voor de voortgezette behandeling zal worden vastgesteld.