ECLI:NL:OGEAA:2018:672
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing vergunning tot tijdelijk verblijf
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben appellanten op 9 november 2016 een verzoek ingediend voor de verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf voor appellant sub 1, zodat hij als inwonende dienstbode bij appellant sub 2 kon werken. Dit verzoek werd op 29 mei 2017 afgewezen. Appellanten maakten bezwaar tegen deze afwijzing en stelden op 22 november 2017 beroep in bij het Gerecht, omdat er geen beslissing was genomen op hun bezwaar. Verweerder diende op 5 april 2018 een verweerschrift in en de zaak werd behandeld op 24 september 2018. Tijdens deze zitting werd meegedeeld dat op 28 februari 2018 de vergunningen aan appellant sub 1 waren verleend, wat leidde tot de conclusie dat het belang aan het beroep was komen te ontvallen.
De rechter oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de vergunningen inmiddels waren verleend. Tevens werd bepaald dat de in beroep bestreden fictieve afwijzende beschikking door verweerder moest worden ingetrokken of gewijzigd. De rechter gelastte de teruggave van het betaalde griffierecht van Afl. 25,- aan appellanten. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 5 november 2018, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.