ECLI:NL:OGEAA:2018:671

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
AUA201702773
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de afwijzing van een vergunning tot tijdelijk verblijf voor investeerders

In deze zaak heeft appellante, de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf als investeerder op Aruba. De afwijzing vond plaats op 2 mei 2017, waarna appellante op 1 juni 2017 bezwaar heeft gemaakt. Het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar leidde tot het indienen van een beroepschrift op 19 oktober 2017. Tijdens de zitting op 24 september 2018 werd het beroep behandeld, waarbij appellante werd bijgestaan door haar gemachtigde en een waarnemer. De rechter constateerde dat er ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar was genomen, waardoor de ongemotiveerde fictieve weigering niet in stand kon blijven. De rechter oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, aangezien verweerder in gebreke was gebleven om tijdig op het bezwaarschrift te beslissen. De rechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de fictieve afwijzing en gaf verweerder de opdracht om binnen drie maanden een reële beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 5 november 2018, met de mogelijkheid voor beide partijen om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Uitspraak van 5 november 2018
AUA201702773

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellante],

verblijvend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. J.S. Croes,
gericht tegen:

de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER.
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 2 mei 2017 heeft verweerder een verzoek van appellante om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om als investeerder werkzaam te zijn en op Aruba te verblijven, afgewezen.
Daartegen heeft appellante op 1 juni 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 19 oktober 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 18 januari 2018 verweerschrift ingediend.
Het beroep van appellante is behandeld ter zitting van 24 september 2018, alwaar zijn verschenen appellante bijgestaan door mr. D. Canwood als waarnemer van de gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Op het bezwaarschrift van appellante is kennelijk nog niet beslist. Ingevolge artikel 27, tweede lid, van de LAR bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift, indien het betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, acht weken, ingaande op de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt tijdig op het bezwaar te beslissen. Gelet op de termijnen, genoemd in de artikelen 15, onder a, 19, eerste lid, en 20, eerste lid, van de LAR, diende verweerder binnen twaalf weken na ontvangst van het bezwaarschrift – dat wil zeggen uiterlijk op 24 augustus 2017 – daarop een beslissing te nemen. Daarbij is niet relevant op welk tijdstip verweerder het bezwaarschrift daadwerkelijk ter behandeling aan de bezwaaradviescommissie heeft gezonden. Op 25 augustus 2017 is verweerder derhalve in gebreke geraakt om tijdig op het bezwaarschrift van 1 juni 2017 te beslissen, zodat het beroepschrift van 19 oktober 2017 binnen de achtwekentermijn, genoemd in artikel 27, tweede lid, van de LAR is ingediend. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
2. De vaststelling dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar van appellante is genomen, maakt dat de ongemotiveerde fictieve weigering kennelijk niet in stand kan blijven. Het inhoudelijke verweer van verweerder laat onverlet dat inmiddels een voor vernietiging in aanmerking komende afwijzende beslissing op het bezwaar is ontstaan. Het beroep zal gegrond worden verklaard.
3. Voor het opleggen van een dwangsom, zoals door appellante verzocht, bestaat in deze procedure geen wettelijke grondslag. Appellante kan, indien verweerder binnen drie maanden na deze uitspraak nog geen reële beslissing op haar bezwaar van 1 juni 2017 heeft genomen, een verzoek ex artikel 53 van de Lar bij dit gerecht indienen, waarbij het gerecht alsnog een dwangsom kan opleggen.
4. Nu appellante met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellante hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beschikking op het bezwaar van appellante van 1 juni 2017;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,--;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,-- wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 5 november 2018, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.