ECLI:NL:OGEAA:2018:662
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en afscheidsbeleid in arbeidsrelatie met het Land Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam verzoeker] en het Land Aruba. [naam verzoeker] verzocht om een verklaring voor recht dat het aan haar verleende ontslag kennelijk onredelijk was en vroeg om wedertewerkstelling met terugwerkende kracht tot 1 februari 2018, alsook om doorbetaling van loon. Het Land Aruba voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van het verzoek. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 mei 2018 was ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 21 augustus 2018 en een zitting op 18 september 2018.
De feiten van de zaak tonen aan dat [naam verzoeker] sinds 15 september 2010 in dienst was van het Land Aruba en dat haar arbeidsovereenkomst eindigde op 31 oktober 2017, na de demissionaire periode van het kabinet Eman II. Het Land stelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigde met het aantreden van het kabinet Wever-Croes op 17 november 2017. [naam verzoeker] betwistte dit en stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, vooral gezien de besluiten van de ministerraad die tijdens de afscheidsperiode waren genomen.
Het Gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst inderdaad eindigde op 31 oktober 2017 en dat er geen rechtsgeldige basis was voor de voortzetting van de arbeidsrelatie. Het Gerecht concludeerde dat de besluiten van de ministerraad in strijd waren met de openbare orde en dat het ontslag niet kennelijk onredelijk was. De vordering van [naam verzoeker] werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van het Land, die op nihil werden begroot. Deze beschikking werd uitgesproken door mr. J. Sap in aanwezigheid van de griffier.