Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
1. de beslissing van de ministerraad van 25 juli 2017 (BE-55/17) te heroverwegen en betrokkene niet in tijdelijke dienst te benoemen;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en het Land Aruba over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst. De verzoekster, die sinds 1 november 2009 in dienst was van het Land Aruba, verzocht om een verklaring voor recht dat haar ontslag kennelijk onredelijk was. De verzoekster was in dienst als telefoniste/receptioniste en had verschillende functies bekleed binnen de overheid. Haar arbeidsovereenkomst was aangegaan voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Eman II, die eindigde op 1 november 2017. Na de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst ontving zij een opzegging per brief van 29 december 2017, waarbij haar dienstverband per 31 januari 2018 werd beëindigd.
De verzoekster voerde aan dat het Land Aruba haar arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk had beëindigd en vroeg om wedertewerkstelling en doorbetaling van haar loon. Het Land verweerde zich tegen deze claims en stelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd met de beëindiging van het kabinet Eman II. Het Gerecht oordeelde dat de verzoekster, ondanks de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst, doorbleef werken tot 15 januari 2018 en dat er geen duidelijke rechtsgrond was voor de beëindiging van haar dienstverband. Het Gerecht concludeerde dat de opzegging niet voldeed aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, en dat het Land niet voldoende had onderbouwd waarom de verzoekster was ontslagen.
Het Gerecht besloot dat het Land de dienstbetrekking met de verzoekster moest herstellen met ingang van 1 februari 2018, of anders een schadevergoeding van Afl. 21.500,- moest betalen. Tevens werd het Land veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster. Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagen en de noodzaak om de redelijkheid en billijkheid in acht te nemen bij de beëindiging van arbeidsovereenkomsten.