Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
1. de beslissing van de ministerraad van 28 oktober 2016 te heroverwegen en betrokkene niet in tijdelijke dienst te benoemen;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en het Land Aruba. [Verzoekster] was sinds 1 november 2009 in dienst van het Land op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die eindigde op 1 november 2013. Na een periode van tijdelijke aanstelling, werd haar dienstverband op 31 januari 2018 opgezegd. [Verzoekster] verzocht de rechter om te verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk was en om haar te laten terugkeren in dienst met terugwerkende kracht. Het Land voerde verweer en stelde dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze was beëindigd.
De rechter oordeelde dat [verzoekster] niet als ambtenaar was benoemd, maar dat er een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht bestond. De opzegging van het dienstverband was niet in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid. De rechter stelde vast dat het Land niet voldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van [verzoekster], zoals haar leeftijd en de onduidelijkheid over de reden van ontslag. De opzegging werd als onaanvaardbaar beoordeeld, en het gerecht gelastte het Land om de dienstbetrekking met [verzoekster] te herstellen, met een vergoeding van Afl. 12.000,- als het herstel niet plaatsvond. Tevens werd het Land veroordeeld in de proceskosten van [verzoekster].