ECLI:NL:OGEAA:2018:637
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Opheffing beslag op olie in kort geding tussen Citgo Petroleum Corporation en [de B.V.]
In deze zaak, die op 22 mei 2018 werd behandeld, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een kort geding over de opheffing van een beslag dat op 14 mei 2018 was gelegd door [de B.V.] c.s. op een hoeveelheid olie die zich bevond in het schip '[naam schip]'. Citgo Petroleum Corporation, de verzoeker, stelde dat de olie haar toebehoorde en niet aan de beslagdebiteur, PDVSA en/of PDVSA Petroleo. De B.V. betwistte dit en stelde dat de olie nog eigendom was van PDVSA c.s. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen gehoord en geconcludeerd dat Citgo voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de eigendom van de in beslag genomen olie bij haar berust.
Het Gerecht heeft daarbij gekeken naar de overeenkomst tussen Citgo en PDVSA, waarin geen eigendomsvoorbehoud was opgenomen, en naar de Bill of Lading die aangaf dat de olie aan Citgo werd geleverd. Het Gerecht oordeelde dat het beslag ten onrechte was gelegd en heeft het opgeheven. Tevens werd [de B.V.] c.s. bevolen om de scheepspapieren van het schip binnen 8 uur na betekening van het vonnis te retourneren, met een dwangsom van US$ 100.000,- per dag voor het geval zij hier niet aan voldeed. De kosten van het geding werden aan [de B.V.] opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van eigendomsrechten en de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen in hun contractuele afspraken, vooral in situaties waarin beslag wordt gelegd op goederen. Het Gerecht heeft ook de verzoeken van [de B.V.] om geheimhouding en een verbod op verdere beslaglegging afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze maatregelen gerechtvaardigd waren.