ECLI:NL:OGEAA:2018:625

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201802687 en AUA201803101
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorziening bij voorraad inzake salarisbetaling ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan op verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake de betaling van salaris aan verzoeker, die werkzaam was als ambtenaar. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.A.J. van der Biezen, had op 28 augustus en 28 september 2018 verzoeken ingediend voor de betaling van zijn salaris over de maanden augustus en september 2018. Deze verzoeken waren geregistreerd onder de nummers AUA201802687 en AUA201803101. De zitting vond plaats op 1 oktober 2018, waar zowel verzoeker als de gemachtigde van de verweerders, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, aanwezig waren.

De feiten van de zaak tonen aan dat verzoeker sinds 16 januari 1979 als ambtenaar is benoemd en dat hij per 25 mei 1994 is aangesteld als buitengewoon agent van politie. Verzoeker heeft verschillende functies bekleed en was ter beschikking gesteld van verschillende ministeries. In april 2018 merkte verzoeker op dat zijn salaris niet was uitbetaald, wat leidde tot een reeks correspondentie en verzoeken om betaling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat, gezien het advies van de Departamento di Recurso Humano (DRH) van 7 september 2018, de betaling van salaris aan verzoeker met terugwerkende kracht vanaf 9 augustus 2018 hervat dient te worden.

De rechter heeft de verzoeken van verzoeker om een dwangsom en wettelijke rente afgewezen, met de opmerking dat deze verzoeken in een bodemprocedure aan de orde kunnen worden gesteld. De uitspraak houdt in dat de verweerder, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, verplicht is om het salaris van verzoeker over de periode van 9 augustus 2018 tot en met 30 september 2018 te betalen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak d.d. 15 oktober 2018
Gaza nr. AUA201802687
Gaza nr. AUA201803101

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op de verzoeken tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER
gemachtigde: de advocaat mr. P.A.J. van der Biezen,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft zich op 28 augustus 2018 tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake de betaling van salaris over de maand augustus 2018. Dit verzoek is geregistreerd onder het nummer AUA201802687.
Verzoeker heeft zich op 28 september 2018 tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake de betaling van salaris over de maand september 2018. Dit verzoek is geregistreerd onder het nummer AUA201803101.
Het verzoek is op 1 oktober 2018 ter zitting behandeld, alwaar zijn verschenen verzoeker en zijn gemachtigde, en verweerders vertegenwoordigd door hun gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

DE FEITEN

1.1
Verzoeker is per 16 januari 1979 benoemd als ambtenaar en is per 25 mei 1994 benoemd tot buitengewoon agent van politie bij het Openbaar Ministerie.
1.2
Verzoeker is met ingang van 1 november 2009 ter beschikking gesteld van het ministerie van Integratie, Infrastructuur en Milieu.
1.3
Verzoeker is sedert 1 november 2013 ter beschikking gesteld van het bureau van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie.
1.4
Op of omstreeks 24 april 2018 heeft verzoeker opgemerkt dat zijn bezoldiging over april 2018 niet aan hem is uitbetaald en heeft verzoeker zich tot de Departamento di Recurso Humano (DRH) gewend om zijn nieuwe bankrekeningnummer door te geven.
1.5
Bij beslissing van 21 mei 2018 heeft DRH verzocht tot aanhouding van het salaris van verzoeker, nu het Openbaar Ministerie heeft bericht dat verzoeker niet meer op dienst is verschenen.
1.6
Op of omstreeks 24 mei 2018 heeft verzoeker opgemerkt dat zijn bezoldiging wederom niet is uitbetaald.
1.7
Op 25 juni 2018 is verzoeker door het Openbaar Ministerie uitgenodigd voor een gesprek op 26 juni 2018. Verzoeker is niet verschenen en heeft zich afgemeld.
1.8
Verzoeker heeft zich op 31 juli 2018 tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake de betaling van salaris over de maanden april tot en met juli 2018. Dit verzoek is op 8 augustus 2018 ter zitting behandeld.
1.9
Bij brief van 9 augustus 2018 heeft verzoeker verweerder bericht dat hij bereid is het werk te hervatten.
1.1
Bij uitspraak van 17 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van 31 juli 2018 afgewezen.
1.11
Bij brief van 7 september 2018 heeft DRH aan de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, onder meer geadviseerd om de bezoldiging vanaf 9 augustus 2018 aan verzoeker uit te betalen.
1.12
Bij brief van 19 september 2018 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het niet uitbetalen van het salaris over de maand augustus 2018.
1.13
Bij brief van 5 oktober 2018 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het niet uitbetalen van het salaris over de maand september 2018.

DE OVERWEGINGEN

2.1
Ter zitting zijn de partijen tot de gezamenlijke slotsom gekomen dat, mede gelet op het advies van DRH van 7 september 2018, de betaling van salaris aan verzoeker dient te worden hervat met ingang van 9 augustus 2018 en dat dit tevens betekent dat het salaris over de maand september 2018 dient te worden betaald.
2.2
De voorzieningenrechter ziet aanleiding overeenkomstig het voorgaande een voorziening te treffen.
2.3
Ter zitting heeft verzoeker het opleggen van een dwangsom betreffende de uitbetaling van salaris bepleit. Tevens heeft verzoeker verzocht verweerder te veroordelen tot betaling van wettelijke rente over het alsnog te betalen salaris. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding op deze punten een voorziening te treffen. Verzoeker kan deze verzoeken desgewenst in de bodemprocedures aan de orde stellen.
2.4
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat in een voorzieningenprocedure als de onderhavige geen wettelijke grondslag.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- treft de voorziening dat verweerder aan verzoeker het salaris dient te betalen over de periode 9 augustus 2018 tot en met 30 september 2018
.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 15 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.