Uitspraak
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
[verzoeker],
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
PROCESVERLOOP
DE FEITEN
DE OVERWEGINGEN
DE UITSPRAAK
.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan op verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake de betaling van salaris aan verzoeker, die werkzaam was als ambtenaar. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.A.J. van der Biezen, had op 28 augustus en 28 september 2018 verzoeken ingediend voor de betaling van zijn salaris over de maanden augustus en september 2018. Deze verzoeken waren geregistreerd onder de nummers AUA201802687 en AUA201803101. De zitting vond plaats op 1 oktober 2018, waar zowel verzoeker als de gemachtigde van de verweerders, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, aanwezig waren.
De feiten van de zaak tonen aan dat verzoeker sinds 16 januari 1979 als ambtenaar is benoemd en dat hij per 25 mei 1994 is aangesteld als buitengewoon agent van politie. Verzoeker heeft verschillende functies bekleed en was ter beschikking gesteld van verschillende ministeries. In april 2018 merkte verzoeker op dat zijn salaris niet was uitbetaald, wat leidde tot een reeks correspondentie en verzoeken om betaling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat, gezien het advies van de Departamento di Recurso Humano (DRH) van 7 september 2018, de betaling van salaris aan verzoeker met terugwerkende kracht vanaf 9 augustus 2018 hervat dient te worden.
De rechter heeft de verzoeken van verzoeker om een dwangsom en wettelijke rente afgewezen, met de opmerking dat deze verzoeken in een bodemprocedure aan de orde kunnen worden gesteld. De uitspraak houdt in dat de verweerder, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, verplicht is om het salaris van verzoeker over de periode van 9 augustus 2018 tot en met 30 september 2018 te betalen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.