OVERWEGINGEN
Ontvankelijkheid
1. Ingevolgde artikel 27, eerste lid, van de Lar dient een beroepschrift binnen zes weken na dagtekening van de beschikking op bezwaar te zijn ingediend.
Ingevolge artikel 28, derde lid, van de Lar blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2. De beschikking op bezwaar is gedagtekend op 5 januari 2018. Uit het voorgaande volgt dat appellante op uiterlijk 16 februari 2018 beroep daartegen kon instellen. Het beroepschrift is op 27 februari 2018, derhalve te laat ingediend. Het gerecht is echter van oordeel dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, zodat met toepassing van artikel 28, derde lid, van de Lar niet-ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven. Immers appellante heeft onbestreden aangevoerd dat zij pas op 23 februari 2018 kennis heeft kunnen nemen van de beschikking op bezwaar van 5 januari 2018. Het tegendeel blijkt ook niet uit de stukken. Appellante heeft direct daarna (op 27 februari 2018) beroep daartegen ingesteld. Het beroep van appellante is derhalve ontvankelijk.
3. Ingevolge artikel 22 van de Vergunningsverordening wordt in opdracht van de minister belast met volksgezondheid, een onderzoek ingesteld, waarbij de naaste buren van de lokaliteiten voor welke de vergunning zal gelden, worden gehoord. Het aantal te horen personen bedraagt nooit minder dan zes van de dichtstbijzijnde buren zowel ten westen, ten oosten, ten noorden als ten zuiden van de plaats, waar de vergunningsinrichting zal zijn gelegen, met dien verstande, dat deze erven zoveel mogelijk op verschillende afstanden van bedoelde plaats moeten zijn gelegen, welke afstand echter niet meer zal bedragen dan 200 meter voor de ten westen gelegen erven en 100 meter voor de overige erven.
4. Ingevolge artikel 27 van de Vergunningsverordening kunnen aan een ingevolge deze landsverordening verleende vergunning bij landsbesluit bijzondere voorwaarden worden gesteld.
5. In artikel 28 van de Vergunningsverordening is onder meer bepaald dat de vergunning wordt geweigerd als het belang van de openbare orde, de goede zeden of de publieke rust zulks vergt.
6. In artikel 32 van de Vergunningsverordening is onder meer bepaald dat de vergunning wordt ingetrokken als het belang van de openbare orde, de goede zeden of de publieke rust zulks vergt.
7. Appellante kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking van 5 januari 2018 en voert hiertoe – kort samengevat – aan dat de wijze van toetsing van de bezwaren tegen het verlenen van de verzochte vergunning niet juist is verlopen. Bij een niet vooringenomen en neutraal onderzoek zal de uitkomst zijn dat er geen legitieme bezwaren zijn tegen de toekenning van de verzochte vergunning, aldus appellante.
8. Verweerder heeft aangevoerd dat veertien buurtbewoners bezwaren hebben tegen het verlenen van de door appellante verzochte koffiehuis- en restaurantvergunning. Deze veertien buurtbewoners vormen onderdeel van een groep van vierentwintig buurtbewoners die reeds bij schrijven van 10 oktober 2013 hun bezwaren hebben geuit tegen het verlenen van de verzochte vergunning. Het bestuursorgaan heeft dan ook een juiste belangenafweging gemaakt, waarbij rekening is gehouden met de belangen van de omwonenden en het economisch belang van appellante, en is op goede gronden tot de bestreden beschikking gekomen, aldus verweerder.
9. Uit het door verweerder overgelegde advies van de korpschef van het Korps Politie Aruba (KPA) kan worden opgemaakt dat de door appellante geëxploiteerde lokaliteit aan de, in de Vergunningsverordening en het Vergunningsbesluit gestelde, vereisten voldoet. Het KPA heeft geen bezwaren tegen het inwilligen van appellantes verzoek om een koffiehuis- en restaurantvergunning B. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat de commandant van de Brandweer en het managementteam van de Directie Volksgezondheid geen bezwaren hebben tegen het verlenen van de door appellante verzochte vergunning.
10. Het gerecht is, gelet op de overgelegde stukken en het besprokene ter zitting, van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder de juistheid van de klachten, ten grondslag liggende aan de bestreden beschikking, nader heeft onderzocht. Verweerder heeft onvoldoende gespecificeerd waarom de bezwaren en de klachten van de buren aan verlening van de verzochte vergunning in de weg staan. Dat het belang van de openbare orde, de goede zeden of de publieke rust weigering van de door appellante aangevraagde vergunning vergt, is door verweerder vooralsnog onvoldoende beargumenteerd. Het gerecht neemt daarbij tevens in aanmerking dat conform artikel 27 van de Vergunningsverordening door verweerder voorwaarden kunnen worden gesteld aan de te verlenen vergunning en dat conform artikel 32 verweerder een verleende vergunning kan intrekken indien het belang van de openbare orde, de goede zeden of de publieke rust zulks vergt. Niet is gebleken dat verweerder, bij de beoordeling van het verzoek van appellante, met die mogelijkheden rekening heeft gehouden. De bestreden beschikking is naar het oordeel van het gerecht onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ontbeert een deugdelijke motivering.
11. Nu de beschikking ontoereikend is gemotiveerd, dient het beroep gegrond te worden verklaard en zal de bestreden beschikking worden vernietigd. Verweerder dient opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante.
12. Het Gerecht ziet aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten.