Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Gouverneur van Aruba om de verkrijging van het Nederlanderschap van appellante te bevestigen. Appellante, van Dominicaanse nationaliteit, is sinds 5 mei 1994 gehuwd met een in Aruba geboren Nederlander en verblijft sinds 28 juni 1993 in Aruba. Appellante heeft op 4 december 2015 een optieverklaring afgelegd, maar de Gouverneur heeft op 19 september 2016 geweigerd deze te bevestigen, omdat appellante niet voldeed aan de eis van onafgebroken toelating in Aruba gedurende een periode van ten minste vijftien jaren. Dit werd bevestigd door een beschikking van 16 oktober 2017, waartegen appellante in beroep ging.
De rechter heeft vastgesteld dat appellante in de periode van 10 januari 2014 tot 14 augustus 2015 niet beschikte over een geldige verblijfsstatus, wat resulteerde in een verblijfsgat. De rechter oordeelde dat de Gouverneur terecht heeft geweigerd de verkrijging van het Nederlanderschap te bevestigen, omdat er sprake was van onderbrekingen in het rechtmatig verblijf van appellante. De rechter benadrukte dat de verblijfsrechtelijke procedure en de optieprocedure gescheiden zijn en dat appellante niet tijdig een verklaring van toelating van rechtswege heeft aangevraagd.
De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is verklaard, en dat appellante niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.