ECLI:NL:OGEAA:2018:616

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
AUA20182768
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na echtscheiding en geschil over gebruiksrecht

In deze zaak, die op 11 oktober 2018 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw die in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd zijn geweest. Het huwelijk eindigde op 27 mei 1997 door echtscheiding. De man heeft sinds 2015 in de woning gewoond, terwijl de vrouw in augustus 2018 weer in de woning is getrokken. De man vordert dat de vrouw de woning verlaat, terwijl de vrouw in reconventie vordert dat de man haar machtigt om de woning te verkopen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man een groter belang heeft bij het gebruiksrecht van de woning dan de vrouw, en gelast de vrouw om de woning te ontruimen. De vrouw wordt een termijn gegund om een andere verblijfplaats te vinden. De vordering in reconventie van de vrouw wordt afgewezen, omdat er onvoldoende spoedeisendheid is aangetoond. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis van 11 oktober 2018
Behorend bij K.G. no. AUA20182768
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:
[naam man],
wonende in Aruba,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie, hierna ook te noemen: de man,
procederend in persoon,
tegen:
[naam vrouw],
wonende in Aruba,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 4 september 2018;
- de producties van beide partijen;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 20 september 2018, waaruit blijkt dat de man in persoon, en de vrouw in persoon en bijgestaan door de gemachtigde voornoemd zijn verschenen;
- de ter zitting overgelegde en voorgedragen aantekeningen van de vrouw.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de producties kan van het volgende worden uitgegaan.
2.2
Partijen zijn op 24 juni 1974 in Nederland in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Dit huwelijk is op 27 mei 1997 door echtscheiding geëindigd.
2.3
Tot de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap behoort onder anderen een recht van erfpacht op een perceel te [adres]. Op dat perceel is in het jaar 2001 een huis, [adres], (hierna: de woning) gebouwd. Partijen hebben laatstelijk in januari 2011 de woning verzwaard met een hypotheek.
2.4
Partijen hebben in de woning samengewoond tot 2015. De vrouw is toen uit de woning vertrokken. De man heeft sindsdien onafgebroken in de woning gewoond.
2.5
In augustus 2018 heeft de vrouw weer haar intrek in de woning genomen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De man heeft gevorderd dat het gerecht de vrouw bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal gelasten de woning te verlaten, met bevel daarin niet terug te keren en met medeneming van al hetgeen haar toebehoort, doch met achterlating van al hetgeen zij in de woning aantrof bij haar intrek in augustus 2018, zulks op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.2
De vrouw heeft verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering in conventie.
3.3
De vrouw heeft voorts in reconventie gevorderd dat het gerecht haar bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis machtiging zal verlenen tot het te gelde maken van de woning danwel om de man bij de verdeling van de gemeenschap middels verkoop te vertegenwoordigen en om mede namens hem over te gaan tot de verkoop, met veroordeling van de man in de kosten van dit geding.
3.4
De man heeft verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering in reconventie.

4.DE BEOORDELING

In conventie

4.1
Bij de vordering in conventie bestaat een voldoende spoedeisend belang.
4.2
De man heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de situatie sinds de vrouw in de woning is getrokken voor hem onhoudbaar is, en dat hij de vrouw meermalen heeft verzocht de woning te verlaten omdat haar aanwezigheid aldaar zorgt voor onnodige spanningen, vooral nu hij een nieuwe partner heeft. Hij wil rustig verder met zijn leven, zonder zijn ex. Hij stelt voorts dat hij de kosten van de woning betaalt en dat de vrouw geen bijdrage levert in de kosten, noch wil meewerken aan een verdeling.
4.3
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de woning haar ook toebehoort en dat zij recht heeft om daarin te verblijven. Volgens de vrouw zjin er geen spanningen omdat zij en de man naast elkaar leven, en is het juist de man die niet wil meewerken aan de verkoop van de woning of verdeling van de gemeenschap.
4.4
Tussen partijen is in geschil de vraag wie bevoegd is in de woning te wonen zolang deze niet is verkocht of verdeeld.
Uit het bepaalde in artikel 3:166 lid 3 in verbinding met artikel 6:2 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat partijen zich als deelgenoten in een nog onverdeelde gemeenschap dienen te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.5
In deze zaak gaat het om het volgende.
Partijen kregen enkele jaren na hun echtscheiding weer een liefdesrelatie met elkaar. Zij hebben destijds samen een hypothecaire lening afgesloten en de woning gebouwd, waarin zij hebben samengewoond tot het einde van hun relatie in 2015. De vrouw is toen uit de woning vertrokken en heeft sindsdien anderhalf jaar in Sint Maarten en een kortere tijd in Bonaire gewoond. De man heeft inmiddels een nieuwe partner die af en toe bij hem de nacht doorbrengt.
De vrouw heeft, zo stelt zij, tot 2015 alleen de kosten, met name de hypothecaire lening, met betrekking tot de woning betaald. Dit is door de man betwist. Gebleken is evenwel dat de vrouw sinds 2015 niets meer heeft betaald op de hypothecaire schuld. Evenmin heeft zij betaald aan de periodieke lasten en/of onderhoud die aan de woning zijn verbonden. Uit de brieven van de Aruba Bank van 16 januari 2018 en 28 augustus 2018 is gebleken dat die schuld behoorlijk was opgelopen en dat de man, die steeds in de woning heeft gewoond, met de bank een betalingsregeling is overeengekomen die hij thans voldoet.
4.6
De relatie tussen partijen is al jaren uit en van de man kan niet (langer) worden gevergd dat hij toestaat dat de vrouw wanneer het haar uitkomt de woning betrekt. Dat de vrouw nergens anders zou kunnen verblijven wanneer zij in Aruba is, heeft zij onvoldoende aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de man als bewoner van de woning een groter belang bij het gebruiksrecht van de woning dan de vrouw, en zou het onder deze omstandigheden in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid om het gebruiksrecht aan de vrouw toe te kennen. De vrouw zal daarom worden gelast de woning te ontruimen. Aan haar zal een korte termijn worden gegund om een andere verblijfplaats te vinden.
In reconventie
4.7
De vrouw heeft aan haar vordering in reconventie ten grondslag gelegd dat de man niet heeft voldaan aan de gemeenschappelijke schuld, te weten de hypothecaire lening, waardoor de achterstand zo hoog is opgelopen dat de bank dreigt met openbare verkoop, zodat zij de woning te gelde wil maken.
4.8
Nu beide partijen ter zitting te kennen hebben gegeven de tussen hen bestaande onverdeelde gemeenschap te willen verdelen, maar niet is gebleken dat zij daartoe concrete stappen hebben ondernomen - zo hebben partijen elkaar geen recente concrete voorstellen tot verdeling gedaan, is er nog geen taxateur in de arm genomen om de woning te taxeren, noch zijn er eventuele kopers voor de woning -, terwijl van een dreigende openbare verkoop van de woning niet althans onvoldoende is gebleken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat van enige spoedeisendheid bij deze vordering geen sprake is, althans dat deze vordering zich niet leent voor een behandeling in kort geding.
4.9
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vordering van de man gedeeltelijk zal worden toegewezen, en de vrouw niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering in reconventie. Voor een dwangsom ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen aanleiding, zodat dit onderdeel van de vordering van de man zal worden afgewezen.
4.1
In de relatie tussen partijen ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
in conventie
- veroordeelt de vrouw, [naam vrouw], om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning te [adres], te ontruimen en verlaten met medeneming van een ieder en alles wat haar toebehoort, maar met achterlating van al hetgeen zij in augustus 2018 in de woning heeft aangetroffen, en met bevel daarin niet terug te keren;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;

in reconventie

- wijst de vordering af;
de proceskosten in conventie en reconventie
- compenseert de kosten in die zin dat elk van de partijen de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.K. Engelbrecht, rechter, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 11 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.