In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 9 oktober 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot het verzoek van de verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.M.R.F. Scheper. De belanghebbenden in deze zaak zijn de broer van de verzoekster, vertegenwoordigd door mr. D.C. Crouch, en de curatrice van de overleden curandus. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 12 september 2017 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2018 waren de verzoekster en de belanghebbenden aanwezig, waarbij de verzoekster werd bijgestaan door mr. C.F.K.J. Lejuez.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de curandus is op 17 september 2007 onder curatele gesteld wegens geestelijke stoornis, met [naam belanghebbende 2] als curatrice. De curandus is op [overlijdensdatum] 2016 overleden. Het verzoek van de verzoekster is gericht op het gelasten van de curatrice om rekening en verantwoording af te leggen over het beheer van het vermogen van de curandus. Dit is noodzakelijk voor de verdeling van de nalatenschap tussen de erfgenamen.
De rechter heeft geoordeeld dat door het overlijden van de curandus de curatelestelling van rechtswege is geëindigd. De curatrice is gehouden om rekening en verantwoording af te leggen over de periode waarin zij het beheer heeft gevoerd. De curatrice heeft niet betwist dat zij tot deze verantwoording gehouden is. Het verzoek van de verzoekster is dan ook toewijsbaar verklaard. De beschikking verplicht de curatrice om binnen drie maanden na de uitspraak rekening en verantwoording af te leggen aan de verzoekster en haar broer.