ECLI:NL:OGEAA:2018:60

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
E.J. 2040 van 2017 \ AUA201702418
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil tussen verzoeker en Land Aruba over toekenning van toeslagen en beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft [verzoeker], geboren in 1958, een verzoek ingediend tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Land Aruba, vertegenwoordigd door mr. J.O. Senchi. Het geschil betreft de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] met Land Aruba, die op 1 maart 2010 begon en die door verschillende wijzigingen en verlengingen is gegaan. [verzoeker] verzoekt om betaling van een bedrag van Afl. 25.652, vermeerderd met wettelijke rente, en om de toekenning van voorjaars-, najaars- en reparatietoeslagen. Hij stelt dat Land Aruba tekortschiet in de nakoming van de arbeidsovereenkomst.

De procedure omvatte een verzoekschrift, verweerschrift, aanvullende producties en aantekeningen van de zittingen. De rechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst niet wordt beheerst door de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en dat de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] eindigde op 17 november 2017, met het aantreden van het kabinet Wever-Croes I. De rechter oordeelt dat [verzoeker] recht had op de gevorderde toeslagen tot de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar dat de vorderingen na deze datum niet toewijsbaar zijn.

De rechter heeft Land Aruba veroordeeld tot betaling van de voorjaars-, najaars- en reparatietoeslagen aan [verzoeker] voor de periode van 1 januari 2012 tot 17 november 2017, vermeerderd met wettelijke rente. De overige vorderingen zijn afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen op 23 januari 2018.

Uitspraak

Beschikking van 23 januari 2018
Behorend bij E.J. 2040 van 2017 \ AUA201702418
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
LAND ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Land Aruba,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- aanvullende producties zijdens Land Aruba;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van [verzoeker];
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van Land Aruba;
- de behandeling ter zitting van 12 december 2017 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
[Verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1958 en mitsdien in [maand] 2018 60 jaar oud, is op 1 maart 2010 als arbeidscontractant in dienst getreden van Land Aruba.
2.2
Voor zover van belang bepaalt de op 19 april 2010 gedateerde arbeidsovereenkomst:
Artikel 11. De werkgever neemt de werknemer met ingang van 1 maart 2010 in dienst bij het Bureau van de minister van Toerisme, Transport en Arbeid tegen een bruto maandsalaris van Afl. 4.045,= per maand (…) overeenkomende met schaalniveau 7, dienstjaar 9 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986. De werknemer wordt per diezelfde datum ter beschikking gesteld van de Directie Arbeid en Onderzoek in de functie van medewerker werkvergunning.2. Deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Mike Eman I, derhalve van rechtswege eindigend op de dag dat het kabinet aftreedt, zonder dat voorafgaande opzegging is vereist(…)Artikel 3Op de werknemer zijn van overeenkomstige toepassing:1. Het Kinder- en detacheringstoelagebesluit ambtenaren;2. De Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (AB 1998 no. GT 22) met uitzondering van artikel 30. Voor de toepassing van de bepalingen van deze landsverordening wordt voor de duur van de overeenkomst de werknemer gelijkgesteld met een ambtenaar in tijdelijke dienst.3. De regeling inzake aanspraak op vakantiedagen en ATV-dagen analoog aan de voor de ambtenaren geldende regelingen. (…)4. De regeling inzake aanspraak op vakantie-uitkering. (…)5. De regeling inzake aanspraak op indexering analoog aan de voor de ambtenaren geldende regelingen;6. Het Landsbesluit aanvullende ziektekostenvoorzieningen ambtenaren en overheidsgepensioneerden (AB 2001 no. 5). (…)7. De voor ambtenaren geldende regeling inzake vergoedingen bij overlijden.
2.3
Bij overeenkomst van 5 december 2012 hebben partijen – kort gezegd – afgesproken dat [verzoeker] met ingang van 1 maart 2010 werkzaam was bij het bureau van de minister van Toerisme, Transport en Arbeid en hij een autotoelage kreeg van Afl. 250, per maand. [verzoeker] werd met ingang van 1 januari 2011 ter beschikking gesteld aan de Directie Scheepvaart in de functie van medewerker facilitaire zaken.
2.4
Op 11 november 2013 hebben partijen opnieuw een arbeidsovereenkomst gesloten.
2.5
Voor zover van belang luidt die:
Artikel 11. De werkgever neemt de werknemer met ingang van 1 november 2013 in dienst bij de Directie Scheepvaart in de functie van Administratief Medewerker, tegen een bruto maandsalaris van Afl. 4.375,= per maand, (…) overeenkomende met schaalniveau 7, dienstjaar 9 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986.2. Aan de werknemer wordt een autotoelage toegekend van Afl. 250,- per maand.3. Deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Mike Eman II, derhalve van rechtswege eindigend op de dag dat het kabinet aftreedt, zonder dat voorafgaande opzegging is vereist.4. Beëindiging van deze arbeidsovereenkomst kan ook tussentijds geschieden (vóór afloop van de arbeidsovereenkomst), mits de opzegtermijn van twee (2) maanden in acht wordt genomen.(…)Artikel 3 van de overeenkomst is gelijkluidend aan de overeenkomst van maart 2010.
2.6
Op 18 augustus 2015 heeft de ministerraad ingestemd met een nieuwe arbeidsovereenkomst met [verzoeker] in de functie van Hoofd Facilitaire Diensten bij de Directie Scheepvaart met een salaris dat overeenkomt met schaalniveau 8, dienstjaar 11 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986.
2.7
Bij brief van 21 september 2016 heeft de directeur van de Directie Scheepvaart Aruba de minister erop gewezen dat de overeenkomst op 31 december 2016 zou eindigen en hem voorgesteld [verzoeker] per 1 januari 2017 voor de duur van vijf jaar in dienst te nemen als Hoofd Facilitaire Zaken tegen een salaris overeenkomend met schaalniveau 8, dienstjaar 11 van de bezoldigingsregeling en goedkeuring te verlenen om de regeling inzake aanspraak op indexering analoog aan de voor ambtenaren geldende regeling op hem van overeenkomstige toepassing te verklaren.
2.8
Bij brief van 3 november 2016 heeft de dienst personeelszaken van Land Aruba de minister van toerisme, transport, cultuur en primaire sector aandacht gevraagd voor het feit dat [verzoeker] een “persoonlijke inschaling (bedongen salaris)” genoot en daarom de uitbetaalde compensatie toeslagen zijn teruggevorderd en verrekend met ingang van 1 januari 2012. De brief leest, voor zover van belang:
(…) Zoals meerdere keren aangeven zijn de compensatietoeslagen toegekend in verband met niet genoten indexering door het ambtelijk personeel (…). Indien aan de werknemers met een persoonlijke inschaling ook deze compensatietoeslagen wordt toegekend is er sprake van een voorkeursbehandeling ten opzichte van het ambtelijk personeel (en de daaraan gelijkgestelden). Immers, betrokkene zal dan een hogere salaris (vergeleken met het ambtelijk personeel) en de compensatietoeslagen krijgen.Indien u de compensatietoeslagen toch aan betrokkene wenst toe te kennen dan dient hiertoe een beslissing in de ministerraad te worden uitgelokt. U wordt geadviseerd om deze in te laten gaan bij de nieuwe arbeidsovereenkomst, namelijk 1 januari 2017. De beslissing zal dan betreffen een nieuwe arbeidsovereenkomst voor de duur van het Kabinet Eman II of voor vijf jaren waarbij aan betrokkene een persoonlijke inschaling op het niveau van schaal 8, dienstjaar 11 wordt toegekend alsmede de compensatietoeslagen.
2.9
Bij besluit van 17 januari 2017 heeft de ministerraad, op advies van de dienst personeelszaken, ingestemd met ‘verlenging’ van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker],
‘tegen dezelfde voorwaarden’,voor de duur van het kabinet Eman II.
2.1
Bij besluit van 19 mei 2017 heeft de minsterraad, op verzoek van de minister van toerisme, transport, energie en milieu ingestemd met ‘verlenging’ van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] voor de duur van vijf jaar en om hem ter beschikking te stellen van het bureau van de desbetreffende minister,
‘onder toekenning van de gebruikelijke toelages’.
2.11
Op 22 september 2017 hebben algemene verkiezingen plaatsgevonden in Aruba. De regeringspartij is daarbij haar absolute meerderheid in de Staten kwijtgeraakt.
2.12
Op 20 oktober 2017 heeft de (demissionaire) ministerraad besloten het besluit van 19 mei 2017 te handhaven tegen het advies van de dienst personeelszaken van 6 oktober 2017 dat luidde, dat een nieuwe arbeidsovereenkomst voor de duur van maximaal twee jaar gesloten zou moeten worden met ingang van 1 januari 2017.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
[verzoeker] verzoekt na wijziging – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Land Aruba tot betaling van Afl. 25.652,, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2017, Land Aruba te bevelen voorjaars-, najaars- en reparatietoeslagen (premies) te blijven betalen, correcties door te voeren met betrekking tot de start- en einddatum van de arbeidsrelatie op de salarisstroken van [verzoeker], de verlening van de dienstbetrekking vast te leggen, met nevenvoorzieningen en met veroordeling van Land Aruba tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
[verzoeker] grondt het verzoek erop dat Land Aruba tekortschiet in de nakoming van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
3.3
Land Aruba voert hiertegen verweer, met verzoek tot veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voorop staat dat op de arbeidsverhouding tussen [verzoeker] en Land Aruba niet wordt beheerst door de bepalingen van de zevende titel van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek (artikel 7A:1613y lid 2 BW). Evenmin is de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten van toepassing (artikel 2 aanhef en onder a Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten). In dit geding zijn twee vragen aan de orde. Allereerst is de vraag of aan de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] door tijdsverloop een einde is gekomen toen het kabinet Eman II aftrad. Daarnaast is de vraag of [verzoeker] vanaf 1 januari 2012 recht had op de onder 3.1 genoemde premies.
4.2
Met betrekking tot het einde van de arbeidsovereenkomst betoogt Land Aruba, dat de ministerraad op 13 november 2015 heeft besloten het besluit van 18 augustus 2015 te wijzigen door [verzoeker] per 1 januari 2012 een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden met een salaris ter hoogte van schaal 8, dienstjaar 11 (dat was voorheen schaal 7, dienstjaar 9) en een autotoelage van Afl. 250, per maand. De beslissing is met ingang van 1 september 2015 met terugwerkende kracht uitgevoerd maar niet vastgelegd. Op 1 januari 2017 werd de maximumtermijn van vijf jaar waarvoor Land Aruba op grond van artikel 22 tweede lid van de Comptabiliteitsverordening een duurovereenkomst kan sluiten bereikt. Aan de ministerraadbesluiten van 17 januari en 19 mei 2017 kan [verzoeker] geen rechten ontlenen. Er is op basis van die besluiten geen nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand gekomen.
4.3
Duidelijk is dat [verzoeker] na 1 januari 2017 werkzaam is gebleven voor Land Aruba. De arbeidsvoorwaarden zijn niet opnieuw vastgelegd. Behoudens aanwijzing van het tegendeel, waarvan niet is gebleken, moet in dit geding ervan uit worden gegaan dat de arbeidsovereenkomst die op grond van de Comptabiliteitsverordening op 1 januari 2017 eindigde, onder dezelfde voorwaarden is hernieuwd, tenzij partijen over en weer redelijkerwijze anders van elkaar hebben mogen begrijpen en verwachten.
4.4
Uit de tekst van de overeenkomst van 19 april 2010 en die van 11 november 2013 blijkt dat [verzoeker] werd aangenomen voor, steeds, de duur van een kabinetsperiode van premier Eman. Op 17 januari 2017 de met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 gewijzigde arbeidsovereenkomst was na vijf jaar geëxpireerd heeft de ministerraad de koppeling van de overeenkomst aan de kabinetsduur nog eens bevestigd.
4.5
Niet gebleken is dat [verzoeker] ervan uit mocht gaan dat een voor arbeidscontracten als de onderhavige belangrijke contractuele bepaling als deze koppeling na 1 januari 2017 plots niet meer zou gelden. Te meer niet omdat, naar [verzoeker] moet hebben geweten, in september van dat jaar reguliere verkiezingen zouden worden gehouden voor de Staten van Aruba en aan het Kabinet Eman II hoe dan ook een einde zou komen.
4.6
Het voorgaande wordt niet anders doordat de ministerraad, in afwijking van hetgeen op 17 januari 2017 werd beslist, op 19 mei 2017 heeft besloten om, op verzoek van de nieuw aangetreden minister van Toerisme, Transport, Energie en Milieu [1] , de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2017 met vijf jaar te verlengen. Aan dat (interne besluit van een overheidsorgaan zonder rechtspersoonlijkheid) kan [verzoeker] geen rechten of verwachtingen ontlenen. Dat geldt ook voor het besluit van 20 oktober 2017, waarbij het besluit van 19 mei 2017, ondanks negatief advies van de dienst personeelszaken, werd gehandhaafd. Dat besluit werd genomen nadat de regeringspartij bij de algemene verkiezingen de absolute meerderheid in de Staten van Aruba had verloren en nadat de (demissionaire) premier in de pers had aangekondigd geen coalitieregering te willen vormen.
4.7
Ten overvloede overweegt het gerecht dat zelfs als [verzoeker] aan de ministerraadbesluiten van 19 mei en 20 oktober 2017 in beginsel wel verwachtingen had mogen ontlenen geldt, dat een op grond daarvan totstandgekomen overeenkomst in strijd met de openbare orde komt en daarom nietig is, terwijl Land Aruba zich op die nietigheid kennelijk ook bedoelt te beroepen. Meermaals heeft het Gemeenschappelijk Hof geoordeeld, dat binnen zijn ressort soms sprake is van ‘afscheidsbeleid’ van de overheid wat inhoudt, dat vlak vóór een bestuurswisseling inhoudelijk twijfelachtige of onvoldoende voorbereide besluiten worden genomen of toezeggingen worden gedaan, met als kenbaar motief het volgende bestuur, waarvan men aanneemt dat dit anders zou beslissen, voor een fait accompli te stellen, met alle consequenties van dien voor de schaarse openbare goederen en middelen [2] . Dit brengt met zich mee, mede gelet op de kleinschaligheid van de gemeenschappen op de eilanden binnen het hofressort, dat in voorkomende gevallen, in het algemeen belang, een inhoudelijke rechterlijke controle op onder meer zuiverheid van oogmerk een extra accent dient te krijgen. Het onderhavige ‘afscheidsbeleid’, dat erin heeft bestaan, dat [verzoeker] in strijd met het advies van de dienst personeelszaken een contract voor de maximum duur van vijf jaar is aangeboden dat pas ruim na het aftreden van het kabinet Eman II zou expireren, is in dit geval een inbreuk op zo fundamentele beginselen van de rechtsorde en deugdelijk bestuur, dat nietigheid op haar plaats is. Het volgende bestuur zou onaanvaardbaar belemmerd worden in het in vrijheid uitoefenen van zijn publieke taak ter zake [3] . Daarbij komt, als feit van algemene bekendheid, in dit verband bijzondere betekenis toe aan de omstandigheid dat de overheid en daarmee g*, gezien de penibele staat van de overheidsfinanciën in het bijzonder zijn personeelskosten dient te beperken.
4.8
Aan de arbeidsovereenkomst is dus op 17 november 2017, met het aantreden van het kabinet Wever-Croes I, een einde gekomen [4] .
4.9
Daarmee komt de tweede vraag aan de orde, te weten of [verzoeker] gedurende zijn dienstverband aanspraak kon maken op voorjaars-, najaars- en reparatietoeslagen.
4.1
De vraag wat partijen zijn overeengekomen moet volgens vaste rechtspraak worden beantwoord aan de hand van de in artikel 3:33 en artikel 3:35 BW bepaalde wilsvertrouwensleer. Volgens deze leer kan een rechtshandeling tot stand komen, hetzij door de op die rechtshandeling gerichte, naar buiten toe bekend gemaakte wil van de handelende persoon (art. 3:33 BW), hetzij, indien wil en verklaring niet met elkaar overeenstemmen, door het gerechtvaardigd vertrouwen van de geadresseerde of de wederpartij op een verklaring van de handelende persoon (art. 3:35 BW). Daarbij is van belang wat partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Hoe partijen uitvoering hebben gegeven aan hun overeenkomst kan een van de omstandigheden zijn die van invloed zijn op de beantwoording van deze vraag.
4.11
De onderhavige zaak kenmerkt zich hierdoor dat in de tekst van de op 19 april 2010 en 11 november 2013 getekende overeenkomsten uitdrukkelijk wordt verwezen naar op de arbeidsverhouding van toepassing zijnde regelingen, in het bijzonder de indexeringsregeling. Daaruit kan gemakkelijk de indruk ontstaan, dat [verzoeker] in dit opzicht geheel gelijkgesteld werd met ambtenaren. Feitelijk is dat ook geruime tijd gebeurd. [verzoeker] heeft bovenstaande premies, die het resultaat waren van als “indexeringsoverleg” aangemerkte akkoorden tussen de overheid en de vakbonden in de publieke sector [5] , ook ontvangen. Daaraan is (kennelijk) een einde gekomen in december 2015 [6] . Volgens Land Aruba hangt dat samen met het ministerraadbesluit van 18 augustus 2015, waarbij [verzoeker]s salaris werd aangepast van schaal 7, dienstjaar 9 naar schaal 8, dienstjaar 11. Daardoor was geen sprake meer van een arbeidsovereenkomst op “ambtelijke voorwaarden” maar “op basis van eigen voorwaarden”, aldus Land Aruba. [7] Onvoldoende toegelicht is echter in hoeverre dat met [verzoeker] is besproken. Anders gezegd, hoe en wanneer aan [verzoeker] duidelijk is geworden dat de nieuwe arbeidsovereenkomst, die met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 zou gelden, niet alleen meebracht, dat zijn salaris zou worden verhoogd van schaal 7 naar schaal 8 maar dat dat ook betekende dat hij, met terugwerkende kracht, geen aanspraak meer kon doen op de bedoelde premies is niet toegelicht. Evenmin is toegelicht waarom, zoals door de dienst personeelszaken wordt opgemerkt in een brief van 3 november 2016 [8] , [verzoeker] door onverkorte toekenning van de premies per saldo een hoger salaris zou krijgen dan ambtelijk personeel. Laat staan dat is toegelicht hoe en wanneer aan [verzoeker] duidelijk is gemaakt, dat de inschaling op grond van de nieuwe overeenkomst meebracht dat hij geen recht meer had op de genoemde premies. Dat partijen dat over en weer redelijkerwijs van elkaar hadden moeten begrijpen en mogen verwachten is dus onvoldoende gemotiveerd gesteld.
4.12
Voor de vordering brengt dat het volgende met zich mee.
4.13
De vordering onder I is toewijsbaar tot 17 november 2017. De vordering onder II komt niet voor toewijzing in aanmerking voor zover die betrekking heeft op een periode na 17 november 2017 en [verzoeker] heeft daarbij gezien de toewijzing van het gevorderde onder I geen belang voor zover het de periode daarvoor betreft. Bij het gevorderde onder III heeft [verzoeker] geen kenbaar belang meer. De vordering onder IV moet worden afgewezen zoals ook de vordering onder V omdat het opleggen van dwangsommen ter zake het toegewezen deel van de vordering geen zin heeft.
4.14
Nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd als hieronder aangegeven.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt Land Aruba tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag gelijk aan de voorjaars-, najaars- en reparatietoeslagen vanaf 1 januari 2012 tot 17 november 2017 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2017 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert te proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 23 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.de eerdere minister van toerisme en transport was in november 2016 afgetreden
2.Zie Court-Yard — Eilandgebied Sint Maarten (GHvJNAA 1 maart 2002, NJ 2002/376)
3.Vergelijk X – Arubus (GHvJ, 18 oktober 2011, ECLI:NL:OGHACMB:2011:BU3565, NJF 2011, 519 en GHvJ 17 janauri 2012, ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY0947, NJF 2012, 497.
4.Het gerecht is daarbij van oordeel dat de overeenkomst doorliep gedurende de tijd dat het kabinet Eman II demissionair was, te weten tot het moment waarop het nieuwe kabinet ingezworen werd. Niet duidelijk is waarop de datum van 31 oktober 2017, die in geschriften van DRH voorkomt vandaan komt; het gerecht gaat ervan uit dat het een fictieve datum betreft omdat van te voren niet bekend is hoe lang een kabinet ‘zit’ terwijl bij benadering wel kan worden vastgesteld wanneer de reguliere 4 jarige regeringstermijn van een kabinet eindigt.
5.Zie de bij faxbericht van 6 december 2017 zijdens Land Aruba overgelegde stukken.
6.Zie de brief van [verzoeker] van 19 april 2017, productie 9 inleidend verzoek.
7.Brief DRH van 6 oktober 2017, overgelegd bij fax van 11 december 2017.
8.Verweerschrift productie 3 (b).