ECLI:NL:OGEAA:2018:599

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 oktober 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201801162
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor beëindigde arbeidsovereenkomst en herstel dienstbetrekking

In de zaak tussen [verzoeker] en het Land Aruba heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 2 oktober 2018 een beschikking gegeven. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 31 juli 2018, waarin het Gerecht het Land had gelast de dienstbetrekking met [verzoeker] te herstellen, tenzij het Land een vergoeding van Afl. 65.000 (bruto) zou betalen. Tijdens de zitting op 21 augustus 2018 heeft het Land aangegeven de voorkeur te geven aan betaling van de vergoeding in plaats van herstel van de dienstbetrekking.

Het Gerecht heeft in de beschikking van 2 oktober 2018 geoordeeld dat het Land inderdaad moet overgaan tot betaling van de vergoeding van Afl. 65.000 (bruto) aan [verzoeker], aangezien de arbeidsovereenkomst op 1 februari 2018 is geëindigd. De vergoeding is per die datum opeisbaar, en de verzochte wettelijke rente is toewijsbaar. Daarnaast is het Land veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verzoeker], die zijn begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

Het Gerecht heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Sap en werd ondertekend en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 2 oktober 2018
Behorend bij AUA201801162
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
LAND ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: mr. M. Jansen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 31 juli 2018;
- de akte uitlating zijdens het Land van 21 augustus 2018.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE BEOORDELING

2.1
Bij beschikking van 31 juli 2018 (AUA201801162) heeft het Gerecht in overweging 4.10 overwogen het Land te gelasten de dienstbetrekking met [verzoeker] te herstellen, met bepaling dat de verplichting tot herstel vervalt als een vergoeding van Afl. 65.000 (bruto) wordt betaald.
2.2
Het Gerecht heeft bij diezelfde beschikking de zaak verwezen naar de zitting van 21 augustus 2018 voor akte uitlating zijdens het Land, waarbij het Land in de gelegenheid is gesteld om aan te geven of hij de dienstbetrekking herstelt of de voorkeur geeft aan betaling van de vergoeding.
2.3
Bij akte van 21 augustus 2018 heeft het Land te kennen gegeven de voorkeur de geven aan betaling van de vergoeding zoals vermeld in de uitspraak van 31 juli 2018.
2.4
Gelet op het voorgaande zal het Gerecht het Land veroordelen om aan [verzoeker] een vergoeding te betalen van Afl. 65.000 (bruto). Nu de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 1 februari 2018 is de vergoeding ook per die datum opeisbaar. De verzochte wettelijke rente is dan ook toewijsbaar.
2.5
Het Land zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten gevallen aan de zijde van [verzoeker].
2.6
Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt het Land tot betaling van een vergoeding van Afl. 65.000 (bruto) aan [verzoeker],
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2018 tot de datum van voldoening.;
veroordeelt het Land in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd ondertekend en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 2 oktober 2018 door de rechter in aanwezigheid van de griffier.