ECLI:NL:OGEAA:2018:589

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 september 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
2305 van 2017/AUA 201702809
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomst en betalingsverplichtingen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een geschil tussen een huurder en verhuurder over een huurovereenkomst die op 1 augustus 2016 tot stand is gekomen. De huurovereenkomst had een looptijd van zes maanden en betrof een ongemeubileerd pand. De huurprijs was vastgesteld op Afl. 1.800,00 per maand, exclusief kosten voor gas, water, elektra en andere voorzieningen. De huurder heeft de huur over de maanden december 2016 tot en met februari 2017 niet betaald en heeft bovendien schade aan het gehuurde pand veroorzaakt. De verhuurder vordert betaling van een totaalbedrag van Afl. 5.005,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

De rechter heeft vastgesteld dat de huurder een huurachterstand heeft van twee maanden, wat resulteert in een openstaand bedrag van Afl. 3.600,00. Daarnaast is er een bedrag van Afl. 600,00 dat verband houdt met openstaande facturen van nutsbedrijven en kosten voor de servicebeurt van de airco’s. De rechter heeft geoordeeld dat de verhuurder niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de schadevergoeding die hij vordert, omdat de huurder niet in de gelegenheid is gesteld om eventuele gebreken aan het gehuurde te herstellen. De vordering tot schadevergoeding is daarom afgewezen.

Uiteindelijk heeft de rechter de huurder veroordeeld tot betaling van Afl. 4.200,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 mei 2017, en heeft hij de buitengerechtelijke kosten afgewezen. De rechter heeft het verstekvonnis van 23 augustus 2017 vernietigd en de huurder in de kosten van de procedure veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 26 september 2018 door mr. Y.M. Vanwersch.

Uitspraak

Vonnis van 26 september 2018
Behorend bij B.B. 2305 van 2017/AUA 201702809
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[GEOPPOSEERDE],
wonende te Aruba,
geopposeerde, hierna ook te noemen: [geopposeerde],
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen:
[OPPOSANT],
wonende te Aruba,
opposant, hierna ook te noemen: [opposant],
procederend in persoon

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het bevel van betaling d.d. 23 augustus 2017, betekend op 17 oktober 2017;
- de conclusie van antwoord in oppositie;
- de conclusie van repliek in oppositie.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 1 augustus 2016 is tussen partijen een huurovereenkomst voor de duur van 6 maanden tot stand gekomen ter zake het ongemeubileerde pand gelegen te [adres].
2.2
De huurprijs bedroeg Afl. 1.800,00 per maand, exclusief gas, water en elektra, cable en Serlimar en bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3
De huurder heeft verklaard het pand in redelijke staat van onderhoud te hebben ontvangen en heeft zich verbonden dit in dezelfde staat te zullen opleveren.
2.4
De kosten van de kleine reparaties zijn voor rekening van de huurder, evenals de kosten voor het legen van de septic tank en de 6-maandelijkse servicebeurt van de airco’s.
2.5 [
opposant] heeft een waarborgsom betaald van Afl. 1.800,00. Dit bedrag heeft [geopposeerde] verrekend.
2.6.
De Dienst Huur & Consumentenzaken heeft op een onbekende datum een inspectie gedaan aan het gehuurde en geconstateerd dat de WC-bril gebroken was, het formica van keukenkastjes vernieuwd diende te worden, de airco’s een servicebeurt nodig hadden, 2 stopcontacten verwisseld en het erf schoongemaakt moesten worden. Totale kosten Afl. 805,--. Tijdens de inspectie heeft [geopposeerde] aan de inspecteur meegedeeld dat [opposant] per 1 maart 2017 het gehuurde heeft verlaten.
2.7
AMC Unicon heeft op 1 maart 2017 de servicebeurt voor de airco’s geoffreerd voor
Afl. 570,00.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
geopposeerde] vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [opposant] tot betaling van een bedrag ad Afl. 5.005,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2014 (het gerecht begrijpt 2017), een bedrag ad Afl. 750,00 voor buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van [opposant] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
geopposeerde] stelt dat [opposant] over de maanden december 2016 tot en met februari 2017 de huur noch de kosten van gas, water en elektra heeft betaald. Tevens heeft [opposant] aan het gehuurde schade berokkend voor een bedrag ad Afl. 1.800,00.
3.3 [
opposant] voert hiertegen verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzet is tijdig ingesteld, zodat [opposant] ontvankelijk is.
4.2
Voorop wordt gesteld dat de voordering van [geopposeerde] niet uitblinkt door helderheid.
Het gerecht begrijpt dat er sprake is van een huurachterstand van 3 maanden, in totaal Afl. 5.400,00 en dat een maand achterstallige huur verrekend is met de borg. Aldus resteert een huurachterstand van 2 maanden, zijnde Afl. 3.600,00. Nu [geopposeerde] een bedrag van Afl. 5.005,00 vordert, begrijpt het gerecht dat een bedrag ad Afl. 1.405,00, bestaat uit de niet betaalde kosten van de utiliteitsvoorzieningen, de servicekosten voor de airco’s en respectievelijk de pretense schade aan het gehuurde. Hoewel in het verzoekschrift (sustenu 2) is vermeld dat de pretense schade Afl. 1.800,00 bedraagt, strookt dit niet met het rapport van de Dienst Huur & Consumentenzaken (overgelegd bij productie 3 bij verzoekschrift). Hieruit volgt immers dat de schade Afl. 805,00 bedraagt. Daar komt bij dat [geopposeerde] een aantal facturen heeft overgelegd van Setar, Webb en Elmar, zonder toe te lichten hoe deze zich verhouden tot de vordering. Het is niet de taak van de rechter om in overgelegde producties op zoek te gaan naar de onderbouwing van een vordering. Ofschoon de onderhavige vordering onvoldoende feitelijk onderbouwd is en derhalve aanstonds afgewezen kan worden, ziet het gerecht mogelijkheden voor een eenvoudige afdoening van dit geschil.
4.3 [
opposant] stelt dat hij niet bereid is de huur over de maand januari 2017 te voldoen, evenals de ‘opgevoerde kosten’ maar dat hij de overige vorderingen ‘voor zo ver deze vallen binnen de huurovereenkomst’ niet betwist. De reden waarom hij de huur niet betaalde is - aldus [opposant] - gelegen in het feit dat het huis onbewoonbaar was omdat water en elektra waren afgesloten. [opposant] verwijt [geopposeerde] dit te hebben veroorzaakt. Dit verweer faalt. Nu partijen een kale huur zijn overeengekomen is [opposant] verantwoordelijk voor de betaling van de utiliteiten. Indien hij deze niet dan wel niet tijdig heeft betaald aan [geopposeerde], is het afsluitrisico voor hem. Zijn beroep op verrekening vanwege gederfd woongenot wordt dan ook verworpen. Aldus dient [opposant] de huur te betalen tot de dag dat hij het gehuurde heeft opgeleverd. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat [opposant] het gehuurde per 1 maart 2017 heeft verlaten, zodat hij huurpenningen verschuldigd is over de maanden december 2016 tot en met februari 2017. Zoals volgt uit r.o. 4.2 heeft [geopposeerde] een maand huur verrekend met de borg, zodat [opposant] nog een bedrag ad Afl. 3.600,00 aan achterstallige huur dient te voldoen. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
4.4
Zoals overwogen in r.o. 4.2 gaat het gerecht er voorts vanuit dat het bedrag ad Afl. 1.405,00 voor een deel (te weten een bedrag ad Afl. 805,00) bestaat uit ‘schadevergoeding’ wegens de staat van het gehuurde bij oplevering. Dit deel van de vordering wordt afgewezen. Alvorens aanspraak gemaakt kan worden op schadevergoeding ex artikel 6:74 BW, dient de huurder de kans te krijgen om eventuele gebreken aan het gehuurde te herstellen. Uit de brief van 20 januari 2017 volgt dat [opposant] bereid was om herstelwerkzaamheden te verrichten. Nu gesteld noch gebleken is dat hij hiertoe in de gelegenheid is gesteld, is hij niet in verzuim en om deze reden niet schadeplichtig. Dit onderdeel van de vordering wordt derhalve afgewezen.
4.5
Het gerecht gaat er vanuit dat het restant (Afl. 600,00) correspondeert met de openstaande facturen van de nutsbedrijven en de kosten voor de servicebeurt van de airco’s. Nu [opposant] niet heeft gesteld noch is gebleken dat hij steeds op tijd en volledig de facturen van Web, Elmar en Setar heeft voldaan respectievelijk de airco’s een servicebeurt heeft gegeven, is dit bedrag als zijnde onvoldoende gemotiveerd weersproken, toewijsbaar.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat een bedrag van Afl. 3.600,00 vermeerderd met Afl. 600,00 derhalve Afl. 4.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2017 tot de dag der voldoening, toegewezen wordt.
4.7
De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht.
4.8 [
opposant] wordt in de kosten van het verzet veroordeeld

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
vernietigt het verstekvonnis d.d. 23 augustus 2017, BB 913 van 2017/AUA201700779;
5.2
veroordeelt [opposant] te betalen aan [geopposeerde] een bedrag ad Afl. 4.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2017 tot de dag der voldoening;
5.3
veroordeelt [opposant] in de kosten van de verstekprocedure ad Afl. 550,00;
5.4
veroordeelt [opposant] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [geopposeerde] begroot op Afl. 250,00 voor salaris gemachtigde;
5.5
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch. rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 26 september 2018 in aanwezigheid van de griffier.