In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen, die op 2 augustus 2005 in Cuba zijn gehuwd. De echtscheiding is uitgesproken op 5 oktober 2015, maar er is onduidelijkheid over de inschrijving van deze beschikking in de registers van de Burgerlijke Stand van Aruba. De eiseres in conventie, vertegenwoordigd door mr. N.S. Gravenstijn, verzoekt het Gerecht om de verdeling van de gemeenschap te gelasten en om de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door mr. C.J. Hart, te veroordelen in de proceskosten. De gedaagde in conventie vordert in reconventie dat het Gerecht de verdeling van de gemeenschap vaststelt zoals voorgesteld in zijn conclusie van antwoord.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven, wat noodzakelijk is voor de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap. Daarom heeft het Gerecht besloten om een comparitie van partijen te gelasten om nadere inlichtingen te verkrijgen en te beproeven of er een minnelijke regeling kan worden getroffen. Partijen moeten in persoon verschijnen, en het Gerecht heeft aangegeven dat als een partij niet verschijnt, dit gevolgen kan hebben voor die partij.
De comparitie is gepland voor maandag 29 oktober 2018, waar partijen in persoon aanwezig moeten zijn, desgewenst met hun gemachtigden. Het Gerecht houdt iedere verdere beslissing aan totdat de comparitie heeft plaatsgevonden.