ECLI:NL:OGEAA:2018:584

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 september 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
AUA201802484
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag op basis van strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 september 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift van klager tegen de beschikking van verweerder, die op 24 juli 2018 het verzoek om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag had afgewezen. Klager, die in persoon procedeerde, had de verklaring aangevraagd voor een sollicitatie naar een functie binnen de Dienst Openbaar Transport en Vervoer. Verweerder weigerde de verklaring op basis van artikel 22, eerste lid, van de Landsverordening VOG, omdat klager recentelijk was veroordeeld voor diefstal, wat volgens verweerder een bezwaar vormde voor de afgifte van de verklaring.

Klager betoogde dat verweerder ten onrechte had gesteld dat er bezwaren tegen zijn persoon bestonden, en voerde aan dat de beschikking niet deugdelijk was gemotiveerd. Hij benadrukte dat hij de kostwinnaar was en dat het moeilijk was om op zijn leeftijd een nieuwe baan te vinden. Het gerecht oordeelde echter dat, gezien de aard en ernst van het delict, alsook het korte tijdsverloop sinds de veroordeling, verweerder terecht had geweigerd de verklaring af te geven. De rechter concludeerde dat de klacht ongegrond was en verklaarde deze dan ook als zodanig.

De beslissing werd genomen door mr. A.J.H. van Suilen, en tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open volgens artikel 28, derde lid, van de Landsverordening VOG.

Uitspraak

Beschikking van 24 september 2018
AUA201802484

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 24 juli 2018 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 24 juli 2018 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 10 augustus 2018 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Verweerder heeft op 21 augustus 2018 een pleitnota ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 27 augustus 2018, alwaar klager en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 22, eerste lid, Lv VOG geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
2 Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van een sollicitatie naar de functie van lid van het managementteam bij de Dienst Openbaar Transport en Vervoer (DOPV) bij de minister van Telecommunicatie en Transport.
3. Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 29 maart 2018 is veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdveertig (140) uren voor diefstal. De aard van dit strafbare feit, vormt volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht, een zodanig bezwaar dat afgifte van een verklaring omtrent het gedrag moet worden geweigerd. Daarbij heeft verweerder mede in aanmerking genomen dat het betrekkelijk kort geleden is dat klager in aanraking is geweest met justitie.
4. Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen zijn persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht. Daartoe voert hij aan - zo begrijpt het gerecht - dat de bestreden beschikking een deugdelijke motivering ontbeert. Klager voert voorts aan dat hij de kostwinnaar is en dat het moeilijk is om, op zijn leeftijd, een baan te vinden.
5. Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de veroordeling van klager - destijds werkzaam in de functie van politieambtenaar - voor een strafbaar feit uit 2017, alsmede de aard en ernst van het gepleegde delict, te weten diefstal van een door de politie in beslaggenomen auto, en het betrekkelijk korte tijdsverloop sinds klager met justitie in aanraking is gekomen, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem, gelet op het doel waarvoor afgifte is verzocht, is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager. Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt reeds om deze reden. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
6. Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, op 24 september 2018.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).